1031 Toen de Britten op 10 Mei met de Franschen België binnenrukten, bleven in Atrecht een deel van het hoofdkwartier en, aldaar benevens in de om geving, enkele rechtstreeks onder het hoofdkwartier staande kleine troepen- afdeelingen zooals een pioniercompagnie, en tot de diensten behoorend per soneel achter. Op 18 Mei kwam bij deze „troepenmacht" het bericht binnen, dat reeds nabij St. Quentin Duitsche vechtwagens waren gezien. Het te Atrecht ach tergebleven gedeelte van het Britsche hoofdkwartier verliet daarop de stad, welke met de omgeving kwam te staan onder gnl. Petre, die daartoe werd weggeroepen van zijn commando over de 12de Divisie (staf te Abbeville) later werd hij gesteld onder gnl. Franklyn (staf te Vimy)Een brigade van deze divisie kreeg met een bataljon de bruggen over de Somme te Pé- ronne te bewaken en met de rest Doullens en omgeving. Twee brigades van de 23e (Territoriale) Divisie werden meer naar voren opgesteld langs het Canal du Nord (dit kanaal loopt zie de hierboven genoemde schets van den bovenloop van de Somme bij St. Quentin naar en langs den bo venloop van de Schelde tot Kamerijk), op een frontbreedte van 30 km. Voor de verdediging van Atrecht was niet meer beschikbaar dan een Britsch bataljon infanterie en eenig personeel van verschillende diensten. Artillerie was aanvankelijk niet aanwezigde Britsche 5de Divisie stond later een batterij 25-ponders af, de 50ste Divisie een 2-ponder anti-tank batterij. Ook bevond zich in de omgeving nog een eenigszins gehavende Fransche pantserdivisie (sterkte, zooals hiervoor is aangeduid, ongeveer ge lijk aan die van een Duitsch regiment), welke echter niet onder de bevelen van gnl. Petre stond. Diens positie was allerbehalve benijdenswaardig. De verbindingen waren al spoedig naar alle zijden verbroken waardoor contact met troepen en staven elders nog slechts kon worden onderhouden per radio of door offi cieren en ordonnansen, die op allerlei listige wijzen aan 's vijands vuur en troepen wisten te ontkomen. Het handjevol verdedigers werd langs de oost en zuidzijde van de stad opgesteld in inderhaast ingerichte mitrailleumesten en andere gedekte opstellingen. Op 20 Mei zetten de Duitschers een aanval op de stad in, welke werd begeleid door herhaalde raids van duikbommenwerpers. Hoewel juist twee bataljons versterking aankwamen, kon in het z. de buitenrand van de stad niet langer worden gehouden en moest terug worden gegaan op de spoor baan. Deze liep hier en daar in ingraving en werd elders grondig versperd door op de sporen (op een enkel punt 6 of 7 naast elkaar) wagens op te stellen en daarop locomotieven te laten inrijden. Aldus was een stevige vechtwagenhindemis verkregen, welke werd bestreken door in de huizen opgestelde troepen. De vijand beantwoordde dit den 21sten door op die woningen brandbom men te werpen. De branden welke zij veroorzaakten gaven doordat er wei nig wind stond, geen vlammen doch des te meer rook. De druk werd zoo groot dat gnl. Gort, die door gnl. Franklyn op de hoogte werd gehouden, besloot den verdedigers lucht te verschaffen door een tegenaanval op 22 Mei. Volgens Williams in Retreat jrom Dunkirk moet deze tegenaanval tevens worden gezien als een poging tot vereeniging met de z. van de Somme naar het n. oprukkende Franschen. Dit valt echter sterk te betwijfelen, ten eer ste omdat een zoodanige actie uiteraard van den Franschen opperbevel hebber zou zijn uitgegaan, ten tweede omdat zij sterkere krachten zou heb ben vereischt dan werden ingezet. Wel ligt het voor de hand, dat een suc cesvol verloopen tegen aanval de Geallieerden zou hebben verzekerd van een goede basis voor evenbedoeld tegenoffensief. Wie nu heeft uitgemaakt, hoe de tegenaanval moest worden uitgevoerd en welke troepen daarvoor beschikbaar waren gnl. Gort te Yperen of gnl. Franklyn te Vimy valt niet na te gaan. Vast te stellen is slechts, dat terwijl gnl. Franklyn beschikte over de 5dé Divisie, de 50ste Divisie min een brigade, de Army Tank Brigade en het gemechaniseerde 12e Royal Lan cers, gnl. Martell, die met de uitvoering werd belast, de beschikking kreeg

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 61