1045 len dit graag aannemen, maar wat bewijst het Hoogstens, dat het optreden van de Geallieerden het den vijand niet moeilijk maakte, hem niet dwong tot tactische of strategische verplaatsingen. Dat de laatste in Amerika vol gens S. op tal van moeilijkheden stuiten (te zwakke bruggen, te kleine profielen van vrije ruimte in tunnels en andere „défilé's") is wederom iets, dat men het spoorweggeschut kwalijk zonder meer als een gebrek mag aan rekenen. Gnl. Hagood beschrijft dan nog een mislukte schiet-demonstratie voor parlementsleden, admiraals en generaals. De mislukking er werd geen schot afgevuurd was een gevolg van het opkomen van een lichte mist. Wij gelooven wel, dat die mislukking voor de betrokkenen niet prettig was, doch ook hier school de fout o.i. in het waarnemings- en vuurleidingssys teem. (Zou luwg. niet mogelijk zijn geweest, dan zou van bws. ook weinig heil zijn te verwachten geweest!) S. bevestigt zulks door zijn opmerking, dat lang geschut moet beschikken over een zeer nauwkeurig en snel wer kend systeem van vuurleiding, zooals bij de Am. marine. Dit geschut zou thans b.v. v.w.b. de afstandmeting moeten werken met field methods. Het is haast niet te gelooven Tenslotte schijnt gnl. Hagood toch niet (zooals men uit het eerste gedeelte van zijn ietwat verward „betoog" zou kunnen opmaken) geheel afwijzend te staan tegenover het gebruik van zwaar geschut voor kustvdd. Immers, when it comes to seacoast defense, there is orilly one excuse for railway artillery and that is the excuse of economy. Maar it would be better and cheaper in the long run to spend twenty times as much to provide a proper system of permanent seacoast fortifications than to put our trust in a precarious system of runabout artillery, that we know in advance will fail. Dit klinkt oogenschijnlijk zeer overtuigend, doch afgaand op S.'s verschil lende mededeelingen is de vraag gewettigd of dat falen van het spoorweg- geschut niet moet worden toegeschreven aan onvoldoende uitrusting, orga nisatie en voorbereiding. Luchtstrijdkrachten. De organisatie van de leiding van de Am. leger-luchtstrijdkrachten, een onderwerp dat in de V.S. veel stof heeft opgeworpen en nog wel zal opwer pen, is blijkens Army and Naval Journal van 12 Juli als volgt gewijzigd. Direct onder den Chief of Staff, de hoogste legerautoriteit, en naast diens staf staat de Deputy Chief of Staff („Sous-chef") for Air, die in zijn functie van Chief of the Army Air Forces aan het hoofd staat van de Headquarters of the A.A.F. Dit hdkwt. bestaat uit a genoemden Chief of the A.A.F., b den Chief of the Air Staff, c den Air Staff, d den Air Inspector en e den Air Adjudant General. De organisatie van den Air Staff komt overeen met die, welke voor legerstaven gebruikelijk is, m.d.v. dat de secties G-l t/m G-4 hier worden aangeduid met A-l t/m A-4. De taakverdeeling, ook voor de onder d en e genoemde functionarissen, komt eveneens overeen met die bij de landmacht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 77