maken. Het heeft dus geen zin, de diepte van een doel op minder dan 1 X ls30 (d.i. dus 2 X kso schootstafel) te stellen. Bij de be paling van het aantal benoodigde granaten per 100 strekkende m frontbreedte wordt de zelfde berekening toegepast als bij het vuur op een strook, breed 100 m en diep 2 X kso schootstafel. Slechts moet nu een f-waarde van 2 in rekening worden gebracht. Dus A 100 2 X 1Sso X 2of A 400 X ls,n 3. INVLOED VAN TERREINHOEK EN TERREINHELLING. De normaal voorkomende invalshoeken zijn nog niet zoo groot dat zij een beslissenden invloed uitoefenen op het aantal be noodigde granaten. In figuur 29 zijn verschillende curven getrok ken welke karakteristiek zijn voor het onderhavige vraagstuk. Zoo typeert lijn A het verloop van het bestreken oppervlak naar den invalshoek co, curve B het verloop van co naar de dracht, lijn C het bestreken oppervlak bij een bepaalde dichtheid naar de dracht, terwijl curve D ten slotte het aantal benoodigde granaten geeft om één ha met een zekere dichtheid te overdekken. Voor het hier gestelde geval is de curve D berekend uitA 10-Q00 j 3 Up Voor de practijk is het dan ruimschoots voldoende, wanneer wordt aangegeven dat 85 projectielen noodig zijn om één ha te overdekken. Dit geldt dan voor alle afstanden, hoewel het op valt dat op de grootste dracht de groote invalshoek een merk baar gunstigen invloed heeft op het aantal benoodigde projectielen. Bij groote terreinhoeken en terreinhellingen kan deze invloed zoo groot worden dat het zeker de moeite zou loonen, daarmede ter dege rekening te houden. De curve D is daarom als lijn E nogmaals uitgezet, maar nu naar co. Ter toelichting diene nog navolgend voorbeeld. Nog dient er op te worden gewezen dat, hoewel zelden, er zich omstandigheden kunnen voordoen waarvan de consequenties niet dadelijk zijn te overzien, terwijl zij bij nadere beschouwing ver rassende resultaten aan het licht brengen, zooals bijv. in het na volgende geval. 1087 wP Op Met een bepaalden vuurmond moet op een afstand X een terreinstrook van lVz ha onder vuur worden genomen. Per ha zijn noodig 85 projectie len, dus voor de geheele terreinstrook V/2 X 85 128 gn. Nu bedraagt de terreinhoek -175 °/oo, de helling van het terrein 350 °/oo. Bij een in valshoek op de richtlijn van 25° zou die op het terrein bedragen25° 20° (350°/oo) -f- 10° (-175°/°o th) 55°. Volgens curve E zijn bij dezen invals hoek slechts 50 gn. per ha noodig, dus voor de geheele terreinstrook zou den IV2 X 50 75 gn. voldoende zijn. Afstand 3000 m ls50 50 m diepte van de te bevuren, op de kaart opgemeten terreinstrook 500 m helling van het oploopende terrein t.o.v. de horizontale richtlijn 350 °/ooinvalshoek op de richtlijn 100

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 20