een nauwkeurige weergave van details van meer belang is dan exacte
gegevens omtrent afstanden en hoogteverschillen.
Overigens zijn voor het gebruiken van 'luchtfoto's voor kaar-
teeringsdoeleinden verschillende fotogrammetrische werkwijzen
ontworpen, waarbij met vernuftige instrumenten het fotobeeld tot
een mathematisch zuivere kaart wordt uitgewerkt. De eenvoudigste
is wel de ontschrankingsmethode, waarbij luchtfoto's van nagenoeg
vlak en horizontaal terrein zoodanig worden overgefotografeerd,
dat de copieën de eigenschappen van zuiver loodrechte luchtfoto's
verkrijgen. Daartoe worden als regel per foto minstens 4 goed
herkenbare punten op de gewone wijze (terrestrisch) opgemeten
en in kaart gebracht. Nadat deze punten ook op het negatief zijn
gemerkt, wordt in een ontschrankingstoestel de projectie van het
negatief op de kaart ingepast, waarna het geprojecteerde beeld
op fotografisch papier a.a. wordt vastgelegd. Deze ontschrankte
en op schaal gebrachte copieën kunnen nu wederom met behulp
van de ingemeten paspunten in de kaart worden overgeteekend
dan wel in onderling verband worden samengeplakt tot een z.g.
fotokaart, die van het fotomozaïek alleen daarin verschilt, dat de
juistheid van de onderlinge ligging der details niet langer in twijfel
behoeft te worden getrokken. Indien het niet mogelijk blijkt, de
inpaspunten terrestrisch op te meten of aan een bestaande kaart
te ontleenen, kan men ze 'bij gunstige overlapping van de foto's
fotogrammetrisch bepalen door middel van z.g. fototriangulatie.
Heuvel en bergland worden volgens de z.g. dubbelbeeldmethode
in kaart gebracht. De daarbij te gebruiken luchtfoto's moeten
elkander voor minstens 55% overlappen. In de dubbelbeeld-ap
paraten worden de luchtfoto's paarsgewijze zoodanig onderling
ingesteld, dat een reëel (of virtueel) ruimtebeeld ontstaat, dat
direct (of indirect voor een overdragingsmechanisme) op eenige
punten van de kaart kan worden ingepast. Nadat de instelling is
voltooid, kan het ruimtebeeld door een reëel (of virtueel) ruimte-
merk worden afgetast en mathematisch zuiver in zijn geheel in
de kaart worden overgedragen. Bij het ontbreken van voldoende
paspunten kunnen de tot één strook behoorende foto's door middel
van aerotriangulatie achtereenvolgens in onderling verband wor
den gebracht, waarna inpassing van de geheele strook op slechts
enkele gegevens mogelijk wordt. Indien geen dubbelbeeld-apparaten
beschikbaar zijn, is het ook mogelijk met eenvoudiger instrumen
ten (spiegelstereoscoop en parallaxmeter) hetzelfde resultaat te
bereiken, waarbij dan het horizontaal verband der details veelal
grafisch wordt bepaald en de hoogteverschillen worden afgeleid uit
de afbeeldingsverschillen (parallaxen), die linker en rechter foto
van het stereopaar vertoonen en die bij waarneming het stereos
copisch effect veroorzaken.
Tusschen fotogrammetrisch vervaardigde kaarten en die, welke het
resultaat zijn van terrestrische opmetingen, bestaan zeer groote ver-
J096