uit de burgerijen een legermacht te vormen, zijn op niets uitge-
loopen.)
De taak der cloveniers bleef dus beperkt tot het bewaren van
de rust en het verdedigen van de eigen haardsteden. Ze was in-
tusschen nog belangrijk genoeg, vooral in den tijd der Geldersche
oorlogen ze was zelfs naar onze begrippen in vele gevallen
eervoller.
Toch bleven de voetboogschutters zich, wegens vroegere lauwe
ren en hooger afkomst, steeds boven de cloveniers stellen.
De schoone en roemrijke strijd tegen Spanje bood echter de
gelegenheid, dit onderscheid te doen vergeten. Tegenover de
tyrannie van Alva en de zijnen, stonden de schutters van Sint-
Joris en de cloveniers broederlijk naast elkaar in de voorste rijen,
nu allen gewapend met vuurroer of piek. Beide groepen hebben
toen groote diensten bewezen, niet alleen bij de verdediging van
hun eigen steden, maar ook bij grootere ondernemingen, zooals
de pogingen tot het ontzet van Haarlem.
Naast den Prins van Oranje, die de ziel van alles was, komt een
groot deel van het succes toe aan de bevolking der Hollandsche,
Friesche en Zeeuwsche steden, dus in de eerste plaats aan de
schuttersgilden. Wel hebben de plattelandsbewoners óók aandeel
genomen in den strijd, maar dat waren alleen die van Waterland
en West-Friesland de steden vormden den vasten rugsteun.
De Prins van Oranje heeft de groote beteekenis der schutters
gilden van zijn tijd erkend hij heeft er meermalen op aange
drongen, dat zij geraadpleegd zouden worden over zaken van staat
en oorlog, zoowel de cloveniers als de schutters van Sint-Joris.
Inderdaad is het ook in het begin van den opstand meer dan eens
gebeurd, b.v. bij voorloopige vredesonderhandelingen en bij plan
nen tot de verheffing van den Prins in de souvereine waardigheid,
dat een referendum is gehouden onder deze gewapende organisa
ties, somtijds gelijktijdig onder andere, ongewapende gilden.
De gewichtige overeenkomst van de „Unie van Utrecht" in 1579
bevatte een artikel hetwelk bepaalde, „dat alle inwoners der
Provinciën van 18 tot 60 jaar zouden ingeschreven worden ten be
hoeve van een landstorm ter verdediging des lands".
Op het platteland is men nooit tot de uitvoering van dezen groo-
ten maatregel gekomen in de steden daarentegen is de invloed
overal te bemerken geweest. De burgerwapening werd er meer of
minder streng doorgevoerd, de schuttersgilden werden daarin
opgelost.
De verhoudingen werden anders. Discipline was nooit gevoeld
zooals van soldaten tegenover officieren allen hadden zich be
schouwd als broeders, leden van een vereeniging. Als ideaal had
steeds gegolden ongedwongen gehoorzaamheid aan de broeders
hoofdleiders.
Dit standpunt werd nu geheel verlaten. De nieuwe schutters
volgens de bepaling der Utrechtsche Unie, nader omschreven in
1113