1128 Nog moet worden opgemerkt, dat de aanname dat parachutisten niet kun nen landen in zwaar terrein, in Griekenland en Kreta onjuist is gebleken hier daalden zij op de heuvels en bergen en zelfs op boomen en huizen. Zweefvliegtuigen. De Duitschers hebben steeds veel aandacht besteed aan de zweefvliegsport, meer dan het buitenland, behoudens wellicht Rusland. Het behoeft geen verwondering te baren, dat zij ook het zweefvliegtuig heb ben dienstbaar gemaakt aan de oorlogvoering en de eersten zijn geweest, die het op groote schaal hebben toegepast. Zweefvliegtuigen bezitten de nadeelen, slechts bij goed weer bruikbaar en tegenover motor-vliegtuigen vrijwel weerloos te zijn. (De Duitsche zouden zelfs met 2 mitrailleurs zijn uitgerust Als voordeelen staan er tegenover dat zij goedkooper en eenvoudiger zijn te maken (geen motor ook en niet in het minst dat hun bouw minder „strategische grondstoffen" vereischt. Voorts kunnen zij op zeer kleine terreinen landen, terwijl zij tenslotte minder opvallen dan parachutisten (vooral indien de draagvlakken worden bekleed met doorzichtige stof). Dit soort toestellen kan vrij vliegen of aan een kabel worden voortge trokken door een motor-vliegtuig. Men wil, dat Junker-transporttoestellen tot 6 zweefvliegtuigen naar Kreta hebben vervoerd. Een samenstel zou. dan 30 6x12 102 man hebben overgebracht. (Per zweefvliegtuig 12 man, 1 mitrailleur, 6 lichte mitrailleurs, munitie en 2 draagbare radiotoestellen. Elders heet het 6 man, 10 man of 6 volledig uitgeruste soldaten en 2 bestuur ders, in de Times (zie Vliegwereld van 30 Oct.) volgens een ooggetuige zelfs 16 man. Het aantal toestellen per transport wordt ook opgegeven als 2 of 3. De Times noemt voor de viermotorige Focke Wulf zelfs het cijfer 10. Ook de opgaven omtrent de wijze van trekken, achter of met 2 dan wel 3 naast elkaar, loopen uiteen.) Als bases zouden dan hebben gediend het eiland Milo en 4 vliegvelden in Zuid-Griekenland. Het trekken vergroot uiteraard den aanloop van het motor-vliegtuig, doch noemenswaard zou zulks niet zijn. Als cijfers troffen wij aan dat de aanloop van een Ju. 52 van 10 t gewicht bij het trekken van een zweefvliegtuig slechts 50 m langer zou worden. Dezelfde bron vermeldt voorts de volgende gegevens. Lengte 12 m, breedte 25 m 6 passagiers en 2 bestuurders, gew. 800 kg. Snelheid (vrij vliegend) 70 km/u, daalsnelheid 72 m/minuut, landingssnelheid 40-48 km/u, uitloop 5 a 7 m. Flaps om steil te kunnen dalen, wielen voor den start (worden opgetrokken), landen op een soort ski, welke met schokbrekers aan het toestel is bevestigd; metalen geraamte (staalbuizen), bekleed met triplex, op de vleugels met linnen. Dit toestel zou van een hoogte van 6.000 m in 83 minuten tot op den grond dalen en inmiddels 112 a 160 km afleggen. (FrankrijkEngeland over het Kanaal Zweefvliegtuigen zijn te onderkennen aan hun groote breedte t.o.v. de lengte, smalle vleugels, welke vaak deels of geheel doorzichtig zijn, kleinere verhouding tusschen lengte en breedte van de stabilisatievlakken dan bij motor-vliegtuigen, hun langzamere vlucht en ten slotte het geruischloos vliegen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 61