1132 en „een ieder, die daar heeft gevochten, weet dat voor mensch, geschut, munitie en levensmiddelen er slechts één wijze van vervoer is, welke nimmer faalt het paard". (Dit is geschreven vóór den veldtocht in Joegoslavië en Grieken land, waarin wel is gebleken, dat de motor plaatsen kon bereiken, waarvan men had gedacht dat hij er nooit zou kunnen komen. Maar, hoe stond het met het weer, m.a.w., hoe was de toestand van de wegen en van het terrein In China was die in den natten tijd zoodanig, dat de Jap. noodgedwongen den motor weer door het paard moesten vervangen. Wellicht brengt Rusland ons in de komende maanden de noodige lessen. Red.) De gevolgtrekking ligt voor de hand paard en muildier moeten behouden blijven. Maar ook niet alleen de ca v., doch alle troepen, welker beweeglijkheid afhangt van het paard, moeten goede ruiters, geleiders en verzorgers hebben. Vooral de geleiders moeten geheel aan zichzelf kunnen worden overgelaten in het gezicht van den vijand of onder zijn vuur zullen de verschillende stuksdieren van opgeladen mitrailleurs en geschut de gevaarlijke strook een voor een moeten doorschrijden, gebruik makend van elke dekking, die het terrein biedt. Na nog te hebben opgemerkt, dat vooral minder goede wegen minder hebben te lijden van colonnes bereden troepen of draagdieren dan van een afdeeling door paarden of motoren getrokken voertuigen, besluit de schrijver dat het paard en de cavalerie voorloopig onmisbaar zijn in legers, die vrijwillig of gedwcngen te velde zullen moeten trekken in wegenarm heuvel- of bergterrein. Cav. J., verbindt aan de gerefereerde artikelen geenerlei commentaar. Wij kunnen daarom niet nalaten, hoewel deze rubriek daartoe feitelijk niet de geëigende plaats is, hier het volgende aan te halen uit een beschrijving van het Am. leger-in-opbouw in de Daily and Sunday Telegraph: „Gnl. Marshall blijft bij de cavalerie en artillerie gebruik maken van paarden naast de mechanisatie". Een een berichtje in de New York Times van 5 Sept. j.l., dat het laatste reg. art. met paardentractie (112 F.A., New Jersey National Guard) zal worden gemechaniseerd (gemotoriseerd?), gelijk met een verwapening van 7,5 vd. in 10,5 hw. In 6 „special-service" afdeelingen zullen de paarden echter behouden blijven. In Cav. J. '41/IV zijn schema's afgedrukt van de sterkte, bewapening en verdere materieele uitrusting van de Triangular Division en van het gemot, reg. inf. zij zijn op blz. 1133 en 1134 afgedrukt in den vorm van tabellen. De organisatie van de Triangular Division wijkt in verschillende opzichten af van die, waaromtrent in I.M.T. '41/6 op b'lz. 622 minder gedetailleerde gegevens werden opgenomen. (Zoo is sterkte en in verschillende opzichten ook de vuurkracht van de thans vermelde organisatie grooter. Overigens zijn t.a.v. de bewapening verschillende merkwaardige feiten op te merken: 34% van de inf., 100 van de art. bewapend met pistool M.G.D. ongewapend aut. gwn. alleen bij de inf., pist.mitrn. slechts bij de vk.afd., terwijl aut! gwn. en pist.mitrn. blijkbaar boven de normale individueele bewapening komen tenslotte 100 extra-geweren in de staf-cie.) Daar wij hier te doen hebben met gegevens, die in beide gevallen niet anders dan een officieel karakter kunnen dragen, is in het optreden van verschillen in twee zoo kort na elkaar verschenen publicaties een bewijs te zien, hoezeer ook het Am. leger t.a.v. zijn samenstelling en bewapening verkeert in een periode van voortdurende wijziging. Dit blijkt o.m. ook uit berichten in Am. dagbladen, dat de voor de gemot, inf.div. ontworpen proeforg. van een div.-p.afweerbat! (zie I.M.T. '41/10 blz. 1039) ook zou gelden, zoowel voor de triangular als (m. m.) de square inf.div. De organisatie van het gemot. reg. inf. maakt v.w.b. de bewapening een „moderneren" indruk. Inf. .1., Sept. '41 vermeldt in de rubriek From the reader dat van de 1181 pistolen in het (niet-gemot.) reg. inf. 944 zullen wor den vervangen door semi-aut. karabijnen. Of beide organisaties „bij" zijn, zou ook daarom nog mogen worden be twijfeld, dat men thans allerwege groote terughoudendheid betracht t.a.v. mededeelingen omtrent de juiste organisatie en bewapening. Uit dien hoofde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 65