deed zich opnieuw een nijpend gebrek aan schietgelegenheid
voelen. Alras trad n.l. aan het licht, dat de capaciteit, zoowel van
de school- als van de gevechtsschietterreinen ontoereikend was.
Zoo stond men voor de noodzaak, om te zien naar nieuwe school-
schietterreinen.
Bij de voorbereidende werkzaamheden voor den aanleg daar
van bleek en dit gold vnl. voor Java dat, zoo men er al in
slaagde, in de nabijhe.id van de betrokken garnizoenen geëigende
terreinen te vinden, de kosten voor afkoop van de eigenlijke
schietterreinen en voor het leggen van een servituut op de aan
grenzende strooken, gelegen in de gevaarlijke en onveilige zones,
zoo hoog werden, dat men van het gebruik van die terreinen
diende af te zien. Wel waren goedkoopere te verkrijgen, doch deze
lagen veelal op zoodanige afstanden van de garnizoenen, dat het
voordeel van goedkooperen grond enz. weder verloren ging door
allerlei andere kosten, welke de grootere afstanden medebrachten.
(O.m. uitgaven voor vervoer, dat echter het verloren gaan van tijd,
waarmede vooral onder de huidige omstandigheden moet worden
gewoekerd, toch nimmer geheel zou kunnen voorkomen, hetgeen
op zichzelf een uiteraard zeer zwaar tellend nadeel is.)
Daarom werd nagegaan, op welke wijze de voren geschetste
nadoelen zouden kunnen worden ontloopen, zonder aan de schiet-
opleiding te kort te doen.
Aangezien de uitgaven voor den afkoop van het eigenlijke
schietterrein, vooral op Java, het leeuwendeel van de totale kosten
uitmaken, rees onmiddellijk het denkbeeld van verkleining van de
schietterreinen. Dit zou dan zijn te verwezenlijken door de school-
schietoefeningen te houden op kortere afstanden dan die, welke
de betrekkelijke voorschriften aangeven, zulks gelet op den
reeds vermelden eisch, dat niet te kort mag worden gedaan aan de
schietopleiding uiteraard met verkleining van de doelvoorstel-
ling, evenredig aan die van den schietafstand. Hiervan uitgaand
diende te worden onderzocht, welke schietafstand in aanmerking
zou komen.
Bij dit onderzoek kwam aldra de vraag op, of het wederom
zonder afbreuk te doen aan de schietopleiding niet mogelijk zou
zijn, de schietbanen zoodanig te verkorten, dat afstand kon worden
gedaan van de bekende onveilige ruimte. Zou deze vraag in be
vestigenden zin worden beantwoord, dan zou kunnen worden ont
komen aan de kosten van het leggen van een servituut op het
terrein, dat valt binnen de onveilige ruimte.
Nu kan men den schietafstand niet onbeperkt verkorten. De
afstand, waarop zal worden geschoten, dient ten minste zoo groot
te zijn, dat het projectiel, hetwelk het vuurwapen heeft verlaten,
gestabiliseerd ligt in zijn baan. Hierbij komt nog dat, wil men
de onveilige ruimte uitschakelen, de afgevuurde projectielen alle
moeten worden opgevangen, hetzij door een natuurlijken, hetzij
1188