door een kunstmatigen kogelvanger. In het laatste geval is men
gebonden aan bepaalde theoretisch afgeleide minimum- en door
de practijk geboden maximum-afmetingen.
Rekening houdend met de vorenomschreven factoren werd de
schietafstand vastgesteld op 25 m, de hoogte van den kogelvanger
op 6.00 m >en de afstand, waarop de kogelvanger moet uitsteken
buiten de aslijnen van de buitenste banen, op 6,60 m.
Bij het bepalen van de afmetingen van den kogelvanger werd
uitgegaan van de volgende grondslagen
le. een schietafstand van 25 m
2e. op dezen geringen schietafstand behoeft geen vrees te bestaan
voor ricochetschoten
3e. opgevangen moeten worden alle rechtstreekscbe treffers (Ver
gelijk V.S., onderdeel A, hoofdstuk I, 5, punt 3 ad a en b.
Zoogenaamde ongeluksschoten zijn buiten beschouwing gela
ten voor deze sporadisch voorkomende uitbijters zijn nu
eenmaal geen regels te geven). In verticalen zin moet der
halve worden gerekend op een hoek van 6°, in horizontalen
zin op mogelijke zijdelingsche afwijkingen van 11°
4e. de schijven worden op 1 m vóór den voet van den kogelvanger
geplaatst
5e. de projectielen moeten over een afstand van 2 m in den kogel
vanger kunnen doordringen
6e. de hellingen van het talud van den kogelvanger bedragen
aan den voorkant 11, aan den achterkant en op zij 3:2
(vergelijk V.S.)
7e. (v.w.b. de hoogte) een aanslaghoogte van den staanden schut
ter van 1,60 m.
44-H
K
- sol -194°'»
Uit de onder fig. 1 en fig. 2 vermelde berekeningen blijkt dat
de vastgestelde zijdelingsche afstand van 6,60 m overeenstemt met
den theoretisch afgeleide, doch dat v.w.b. de hoogte van den kogel
vanger zou kunnen worden volstaan met 105/iooo X 34 1,60
1189
Fig.
129
6.00 - 1,60 jMO
25+1+6 2 34.00
tg 6° 105°/,
Fig. 2
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
6,6o
tg 11° 194 °/OT
-V-