1227 vernieling van bruggen a.a. afdoend te regelen. Men kan daarvoor verschil lende oplossingen kiezen, welke naast hun voordeelen echter ook steeds na- deelen hebben, doch zelfs de tactisch best en eenvoudigst schijnende opdracht aan de commandanten van de brugdetachementen „vernielen op. mijn bevel of zoodra de brug gevaar loopt, onbeschadigd in 's vijands handen te vallen" sluit risico niet geheel uit. Uit vorenstaande beschrijving zoowel als uit die van het springen van de bruggen te Maastricht in de October aflevering van dit tijdschrift (blz. 1025) en de spoorbrug te Venlo met erop een Duitschen pantsertrein (I.M.T. 1941 nr. 7, blz. 711) blijkt, dat verschillende overgangen vrij laat de lucht in zijn gegaan. Hieruit zou kunnen worden geconcludeerd, dat de vernielingsopdrachten in Nederland in den zoojuist aangegeven zin waren gesteld. En dan is het zeker niet uitgesloten, dat het nemen van evenbedoeld risico de oorzaak is geweest, dat de bruggen bij Gennep en Westervoort, zooals is beweerd, onbeschadigd in handen van den vijand zijn gevallen. Zoolang daaromtrent geen nadere aan elkaar te toetsen mededeelingen beschikbaar zijn, is het beter, een oordeel ter zake op te schorten. NOGMAALS „DE BRUG BIJ MAASTRICHT". Hoezeer dit toetsen van berichten noodig is, bewijst wel de geschiedenis van „de bruggen bij Maastricht". Er is aanleiding, hier nog eens op terug te komen. Reeds eerder werd er in deze rubriek op gewezen (I.M.T. October 1940, blz. 1025)dat hier een even hardnekkige fabel dreigde te ontstaan als in den wereldoorlog 19141918 over den zoogenaamden Duitschen „doortocht door Limburg", een fabel die telkens weer den kop opstak, ondanks alle recht zettingen, waaronder die van „Kapitein Ronduit" wel het bekendst is. In het geval van „de bruggen bij Maastricht" is voor het verkrijgen van Inzicht- in de ware toedracht een kaart van die stad en haar omgeving onmisbaar. Voor hen, die daar niet over beschikken is ommestaande schets opgenomen. Het misverstand over deze bruggen is naar alle waarschijnlijkheid ontstaan doordat de gelegenheid ontbrak, de berichten, welke zonder twijfel afkomstig zijn geweest van personen, die de gebeurtenissen zelf niet bijwoonden en/of onvoldoende van den aardrijkskundigen toestand op de hoogte waren, op hun juistheid te toetsen. Zij hadden, zooals zoovele niet-officieele berichten, ook bij de ontvangst in Indië van de Engelsche bladen, waarin zij voor kwamen, enkele weken na den inval, niet meer waarde dan indrukken. Dit geldt eveneens voor de aanteekeningen, door een Britsch officier in de Mei- en Junidagen in dagboekvorm gemaakt. Aan zijn Diary of a Staff Officier, dat in verschillende opzichten het lezen maar ook het overdenken ten volle waard is, en o.a. in Amerikaansche geïllustreerde bladen is afgedrukt, moet daarom dezelfde betrekkelijke waarde worden toegekend. Dat dit dagboek hier niettemin als uitgangspunt wordt genomen, heeft als reden dat het v.w.b. de berichten over de gebeurtenissen nabij Maastricht een getrouwe afspiegeling geeft van die, welke in de beruchte Mei-dagen in de geallieerde pers circuleerden. Hij vermeldt nu het volgende 10 Mei 1940, 12.00 (resultaat van een luchtverkenning boven België en Duitschland tusschen Maas en Rijn). Alle bruggen over de Maas zijn opgeblazen. (Dit geeft geen uitsluitsel omtrent de bruggen te Maastricht.) 12 Mei 1940, 21.00. Uit de vliegers van een groep, die zich allen vrijwillig hadden opgegeven, werden er vier gekozen voor het uitvoeren van een duikbombardement op de Maasbruggen, die op den dag L door verraad niet waren gesprongen. (Als voren. Overigens is dit bericht in volkomen tegenspraak met dat van 10 Mei. Doch de schrijver deed immers niet anders dan de berichten noteeren, zooals ze hem bereikten.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 61