1251
Nu zal Duitschland er zeker in slagen, het verbruik aanzienlijk te drukken,
door b.v. alle personen-auto's stil te leggen, vrachtautotransport te vervangen
door spoorwegtransport, petroleum voor verlichting en verwarming te ver
vangen door gas en electriciteit, brandstofolie door steenkool, etc. etc. Dit
neemt niet weg, dat er altijd een zeker verbruik zal overblijven, b.v. voor de
voorziening van diesel-electrische centrales, binnenscheepvaart, smeerolie voor
industrie-doeleinden, enz. Laten we aannemen, dat men erin slaagt, de con
sumptie met 75% te verminderen, dan blijft nog een verbruik van 2 mm. m3
over, dat slechts voor 0,5 mm. door productie gedekt is, gevend een tekort
voor het bezette gebied van 1,5 mm. m3 per jaar.
d. Overige landen. Ook de enkele neutraal gebleven landen van Midden
en Noord-Europa, Zwitserland en Zweden, zal Duitschland van olieproducten
moeten voorzien, willen deze landen hun industrie-export naar Duitschland
kunnen volhouden. Geschat wordt, dat hiervoor circa mm. m3 per jaar
noodig zal zijn.
e. Bron van aanvulling. De eenige bron, die het ontstane olie-tekort in de
landen der As-mogendheden goed moet maken, is Roemenië. De olieproductie
in dit land is echter afnemend de productie, die in 1939 nog 5% mm. m3
bedroeg, was in 1940 tot 514 verminderd. In 1938 werd 414 mm. m3 geëxporteerd,
in 1940 nog slechts 314 mm. Wel bestonden er plannen, de productie in 1941
weer op te voeren tot het peil van 1940, maar de hiervoor noodige boorwerk-
zaamheden konden niet plaats hebben, aangezien import van Amerikaansch
boormateriaal niet meer mogelijk was.
Hierbij komen de door den oorlog ontstane transportmoeilijkheden. In 1938
had 3% van den olie-export per trein plaats, 20% werd over den Donau ver
voerd en 77% ging over zee, welke laatste weg thans geheel is afgesloten.
Teneinde afdoende toezicht op het olie-transport per spoor te verkrijgen,
was toetreding van Hongarije tot de as noodig. Controle over het Donau-
transport is alleen mogelijk met volledige medewerking van Bulgarije en
Joego-Slavië. Toen het laatstgenoemde land niet bereid was, zich geheel aan
Duitschland te onderwerpen, werd het met geweld van wapenen hiertoe ge
dwongen. Een belangrijke aanleiding tot het Balkan-avontuur blijkt de veilig
stelling van de olie-voorziening te zijn geweest.
Duitschland hoopt thans 1 mm. m3 der Roemeensche productie per trein
en de rest via den Donau te kunnen vervoeren. Of het mogelijk zal blijken,
onder de bestaande omstandigheden de vervoerscapaciteiten van deze wegen
op korten termijn dusdanig op te voeren, blijft dubieus.
En al slaagt dit, dan nog blijft het bezwaar bestaan, dat de Roemeensche
olie arm is aan smeerolie en slechts een gering percentage benzine van hoog
octaan-gehalte (vliegbenzine) bevat.
Uit het gegeven overzicht blijkt wel, dat de olie-situatie in Europa ongunstig
is en er van een „tekort" gesproken kan worden, maar het is zonder meer
duidelijk, dat Duitschland dit tekort in de eerste plaats op het bezette gebied
zal laten drukken en zal trachten, zich zelf en Italië zoo goed mogelijk te
voorzien, ten einde zooveel mogelijk te voorkomen, dat de oorlogvoering in
de naaste toekomst door gebrek aan olie ongunstig zal worden beïnvloed.
Dat de olievoorziening Duitschland momenteel groote zorgen baart, bewijzen
de pogingen, zich meester te maken van de olievelden van Irak en van Iran
en vooral het thans in gang zijnde offensief in de richting van den Kaukasus.
3. Situatie bij de Geallieerden.
Engeland heeft een vredesconsumptie van circa 10 mm. ton per jaar, en
hoewel in het Britsche Rijk geen belangrijke hoeveelheden olie geproduceerd
worden, wordt het verbruik ruimschoots gedekt door de productie van door
de Britten gefinancierde petroleumontginningen in andere landen. Voor het
transport van die olie is een tankervloot van circa 3 mm. ton capaciteit aan
wezig.
Dit neemt niet weg, dat tijdens den oorlog zich bij de olie-voorziening ver
schillende belemmerende factoren voordeden, t.w.