1258 DE BEWAPENING VAN VLIEGTUIGEN. Over de moderne bewapening van vliegtuigen schreef Vliegwe reld in Kanonnen op vleugels o.m. Tegen andere vliegtuigen kan een vliegtuig alleen zijn eigen wapens ge bruiken, niemand anders kan het helpen. Dit is een les van dezen oorlog jager-escorte van bommenwerpers is onvoldoende. Of deze wapens effectief zullen zijn, hangt voor een groot gedeelte af van het vliegtuig zelf. De snelheid en beweeglijkheid van het vliegtuig spelen een groote rol en hebben een onmiddellijken invloed op de soort van bewapening, die noodig is. Machinegeweren, zoowel lichte als zware, worden sinds de dagen van den vorigen Wereldoorlog gebruikt voor vliegtuigbewapening. Ze zijn intusschen verbeterd en vooral aan de opstelling is veel veranderd. Aan plaatsen als in de vleugels, in het onderstel e.d. dacht men vijf en twintig jaar geleden nog niet. Vrij opgestelde, beweeglijk gemonteerde geweren op verschillende plaatsen zooals de neus, de staart, boven en onder in den romp hebben hun succes, bewezen en het nieuwste, de hydraulische geschutkoepel met twee tot vijf machinegeweren wordt thans bijna algemeen toegepast. Toch beginnen de machinegeweren hun populariteit te verliezen. Dat komt doordat, met het toenemen der snelheden, de trefkans sterk afneemt en machinegeweerkogels alleen dan een behoorlijke uitwerking hebben, als men een groot aantal treffers heeft. Er zijn voorbeelden bekend van metalen vliegtuigen, die veilig thuiskwamen met honderden kogelgaten. Er zijn natuurlijk vitale deelen, één schot daarin kan voldoende zijn. Dat zijn bij voorbeeld benzinetanks, olietanks, bepaalde deelen van den motor en, na tuurlijk, de vlieger Maar de tanks zijn tegenwoordig lekvrij en de plaats van den vlieger is gepantserd. Dit zijn de redenen dat momenteel bijna algemeen wordt overgegaan tot het bewapenen van vliegtuigen met automatische kanonnen. Deze kanon nen vuren springgranaten af met een gewicht van 200 tot 500 g. Een tref fer van zoo'n granaat op een metalen vliegtuig veroorzaakt een groot gat met rafels en de luchtstroom doet de rest. Gewoonlijk is één treffer voldoende om een vliegtuig neer te doen storten. Deze granaten springen als ze missen, na tien seconden uiteen, aldus door hun zelfvernietiging voorkomend dat zij ongewilde schade op den grond zouden veroorzaken. De vuurkracht en het aantal schoten per tijdeenheid van de verschillende automatische kanonnen zijn geringer dan die van de machinegeweren, maar niet zooveel minder dan men geneigd is te denken. Maar zelfs de ontzettend groote vuursnelheid van de modernste machinegeweren, n.l. 1500 schoten per minuut, geeft een foutieven kijk op de zaak. Men zou verwachten dat met dergelijke vuursnelheden het doel zeker zou moeten worden geraakt. Niets is minder waar De werkelijke kansen van treffers tusschen vliegtuig en vliegtuig zijn be lachelijk laag en dit wordt veroorzaakt door het feit dat een vliegtuig zich in een drie-dimensionale ruimte beweegt. Een schutter, die uit een vliegtuig op een ander vliegtuig schiet, van een beweeglijk platform dus, op een beweeglijk doel, mag blij zijn als hij een paar treffers kan plaatsen. Neem bijvoorbeeld een vliegtuig dat een snelheid heeft van 360 mijl per uur en dwars op de vliegrichting vuurt. Dat komt ongeveer neer op 160 meter per seconde. Als dat vliegtuig is uitgerust met één machinegeweer dat 1200 schoten per minuut afvuurt, dan heeft dit vliegtuig dus per elke 160 m slechts 20 kogels per geweer beschikbaar. Om de acht m valt er dus een kogel. Daarom is eigenlijk de eenige kans die men heeft, te schieten in de lijn van beweging van het doel, m.a.w. het doel recht van voren of recht van achteren aan te vallen. Het bezwaar hiervan is dan natuurlijk weer dat het doel in die positie de minste trefkans biedt daar het zijn kleinste opper vlak toont. Het is dus duidelijk dat bij zulk een geringe trefkans iedere treffer ook

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 92