standen iets hooger. Vergelijk de kolommen 2 en 3. Een vaste regel is hiervoor niet te geven. Gezien echter de ruime gren zen, waarbinnen de meest gewenschte springhoogte zich moet bevinden, kan als regel worden aangenomen dat zij door de normaal voorkomende spreidingen practisch niet wordt be- invloed. d. Uit kolom 2 kan, al naarmate de wijze waarop de meest ge wenschte springhoogte in de schootstafel wordt opgenomen, een grafiek worden gemaakt door vloeiing van de berekende waarden, of is uit de kolommen 2 en 6 een vaste maat te bepalen, uitgedrukt in den afstand, zooals hier te lande ge bruikelijk is. e. Het aantal benoodigde projectielen om een bepaalde terrein- strook te overdekken wordt op de kleine afstanden tot 3000 m door de normaal voorkomende hoogtespreidingen niet noe menswaard beïnvloed. Boven den afstand van 3000 m kan deze invloed echter aanzienlijk zijn (vergelijk de kolommen 4 en 5). In de practijk ware echter steeds met de getallen van kolom 3 rekening te houden. Een grafiek van kolom 4 is aangegeven in fig. 43. Wordt een grootere dichtheid dan 1,0 Fig: 43 I aantal benoodigde gkn. D=1.0 IE dieptewerking 39 120 240 110 220 100 200 180 160 140 60 120 50 100 40 80 O) 30 60 20 20 Afst.in km I "O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1942 | | pagina 35