7u
7u
7u
i 50/2
waarop in de voorgaande bladzijden het granaatkartetsschot is
behandeld, wijst een weg waarlangs op betrekkelijk eenvoudige
wijze een verdeelingsbeeld kan worden geconstrueerd. Bij de
verschillende berekeningen werd immers steeds de dichtheid in
aanmerking gebracht, welke heerschte op het einde van de diepte
werking. Er is gewerkt met het hierbij behoorende bestreken
oppervlak, terwijl geen rekening werd gehouden met het feit dat
de dichtheid in het bestreken oppervlak overal grooter is dan die,
waarop de berekeningen zijn gebaseerd, zoodat dus de uitkomsten
een beeld geven dat vrij sterk is gedrukt.
Aangenomen is dus dat de kogeldichtheid op het einde van de
dieptewerking die van het totale bestreken oppervlak is. Deze
aanname nu stelt ons in staat, een bruikbaar verdeelingsbeeld te
construeeren.
Bij de aanname dat de dieptewerking gelijk is aan 1 X lssso
zou bij het eindpunt van de baan in A, het verdeelingsbeeld als
volgt kunnen worden opgebouwd
2 7 16 25 25 16 7 2
2/z
2/a
7/z
7/z
,6/z
16/2
25/2
25/2
25/2
25/2
,6/2
7/2
2/2
9/z
4,/2
41/2
9/2
2/z
<-lss50-►
De eerste regel geeft de verdeeling der springpunten. Het
totale verdeelingsbeeld, hier dus de verspreiding der kogeltjes
over het terrein, wordt dan aangegeven door den ondersten regel.
Bij een dieptewerking van 2 X lss5o wordt dit beeld
2 7 16 25 25 16 7 2
2U
2U
2U
2U
14
7U
l6U
l6U
l6U
25U
25U
2314
25/4
25/4
25/4
16/4
,6U
2U
2U
214
2U
214
25U
50/4 4 13U
82U
73/4
50U
2514
214
x) Omdat men bij het werken met de breuken veel gemak ondervindt
van de opvallende overeenkomst van de tellers, zijn zij niet vereenvoudigd.
46
A
7/2
to
to
CM
CM
23/
2
23/
12
A
16
'4
25/4
25/
'4
16/4
16/4
7/4
4
?/4
9/4
9/4