dan zelf last hebben van de scherven van de afgeworpen bom. Dit
komt bij de scheervlucht nader ter sprake.
Bestrijding.
a. Voorkomen moet worden dat het vliegtuig den afwerpkring
bereikt.
b. Het vliegtuig moet worden afgeschoten gedurende het door
vliegen van de kritieke zone de trefkans is dan het grootst.
c. Verrassing is in zekere mate uitgesloten gedurende het door
vliegen van de kritieke zone moet de vlieger het doel zien en
is hij dus ook voor ons zichtbaar.
d. 60 seconden doorvliegen van de kritieke zone is meer dan vol
doende om rustig te volgen en te vuren.
e. Daar de kritieke zone groot is, zal een scherm in het terrein
van geringe hoogte op niet te grooten afstand van het doel de
mogelijke aanvliegrichtingen reeds beperken.
f. De opstelling van onze wapens moet wezen op of kort buiten
den afwerpkring, in de meest waarschijnlijke aanvliegrichting.
g. Om de gedachten te bepalen kan de sectie worden opgesteld
op 300 tot 500 m van het object in een veelhoek 50 m tusschen
de stukken, de punt van den veelhoek naar de meest bedreigde
zijde.
h. Moet aan verschillende aanvliegrichtingen aandacht worden
geschonken, dan zal tenzij in verschillende richtingen sectiën
kunnen worden uitgeschoven in het algemeen een opstel
ling zoo dicht mogelijk bij het object, waaruit in verschillende
richtingen vrij schootsveld geboden wordt, aangewezen zijn.
3. Bomaanvallen in scheervlucht.
Scheervlucht is het vliegen op zoo geringe hoogte als aard en
begroeiing van het terrein toelaten.
De kritieke zone vervalt, doch de afwerpafstand blijfthij wordt
in dit geval geschat. De bommen worden zonder hulp van richt-
instrumenten geworpen. De vlieger moet de plaats van het doel
goed aanpeilen.
Op grooten afstand van het doel 10 km wordt tot de ge-
wenschte hoogte gedaald. Ravijnen en sleuven worden gevolgd.
Zaak is het nu, dat de vlieger goed uitkomt. Het zoogenaamd
„leiden" van het vliegtuig dat den aanval in scheervlucht uitvoert
door een toestel op grootere hoogte, wordt ook toegepast.
Wij kunnen aannemen, dat voor dergelijke kleine hoogten de bom
recht onder het toestel blijft, tot de grond wordt geraakt. Van
indringen is bij normale bodemgesteldheid geen sprake. Het vlieg
tuig zal op de geringe hoogte zelf last hebben van scherven van de
afgeworpen bom. Dit wordt o.a. verholpen door kleine bommen
te gebruiken met plaatselijke uitwerking bomgewicht 5 tot 15 kg.
(Men heeft het zelfs wel met handgranaten geprobeerd.) Deze
bommen springen dus onmiddellijk bij het raken van den grond.
56