Ill mg verschaft, en op de pisang, die 50 mg of bijna de helft van het totaal verstrekte levert. Wordt de lombok niet genuttigd, dan zou dus de totale hoeveelheid Vitamine C met 28 dalen. Wanneer in plaats van pisang, vruchten met een lager Vitamine C-gehalte worden verstrekt, dan wordt de hoeveelheid Vitamine C ook weer minder. Hieruit blijkt dan ook duidelijk, dat deze gunstige voorziening met Vitamine C te veel afhankelijk is van de lomhok en de pisang am bon. (In menu's, waarin aardappelen worden verstrekt, zou men veel minder risico loopen, omdat deze knollen rijk zijn aan Vitamine C.) Men moet dus zorgen, dat in de rantsoenen het aantal Vitamine C leverende producten wordt uitgebreid, hetgeen gemakkelijk valt te bereikten op de onder 5 aangegeven wijze, nl. door verstrekking van meer bladgroenten. Voor overdoseering met Vitamine C be hoeft men niet te vreezen het overtollige verlaat het lichaam en wordt langs de urine uitgescheiden. HOOFDSTUK II. DE RANTSOENEN. Na het bovenvermelde over elk der voedende bestanddeelen afzonderlijk, behoeft thans niet meer uitvoerig te worden stilge staan bij de verschillende rantsoenen, maar kan met enkele op merkingen worden volstaan. Voor de uitwerking van de rantsoenen afzonderlijk wordt ver wezen naar bijlagen I tot en met VIII, waarin de voedingswaarde van ieder artikel is uitgesplitst naar de voedende bestanddeelen. De calorische waarde, die het gevoel van verzadiging moet geven, wisselt van 3486 cal. (VI) tot 4132 cal. (I) of van 91% van het rekenkundig gemiddelde tot 108% daarvan. Een zeer goe de variatiebreedte, welke maakt dat mits alles wordt opgege ten zelfs de grootste eter verzadigd wordt. Voor de voorzie ning in calorieën doet het er dus weinig toe, welk rantsoen wordt verstrektelk rantsoen bevat voldoende calorieën. In de geleverde hoeveelheden der andere voedende bestand deelen vertoonen de verschillende rantsoenen onderling veel min der sprekende overeenkomst. Zoo varieert de hoeveelheid eiwit van 116 gram in rantsoen VIII tot 168 gram in rantsoen I of van een minimum van 80% tot een maximum van 116% van het re kenkundig gemiddelde. Daar echter geen der rantsoenen een eiwit-gehalte heeft, dat veel lager is dan de door ons als norm aangenomen hoeveelheid van 120 gram per man per dag (alleen rantsoen VIII levert 4 gram minder), kan zonder reserve wor den verklaard, dat ieder rantsoen voldoende eiwit bevat. De voorziening met vet wisselt zelfs nog sprekender dan die met eiwit. Rantsoen VI levert met 62 gram het minimum, rantsoen VII met 103 gram het maximum, hetgeen neerkomt op resp. 73% en 121% van het rekenkundig gemiddelde van 84 gram vet. 11

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1942 | | pagina 7