90 te houden, doch tevens, ze bloot te stellen aan verrassend flankeerend vuur, zoodra zij terugkeeren. Meer in de achterhoede moet de bezetting zoo be weeglijk mogelijk zijn teneinde eenheden, welke zijn doorgedrongen door de meer statische verdediging (eigenlijk mag geen enkel onderdeel van ver dediging werkelijk statisch, onbeweeglijk zijn, uitgezonderd dan die in de kazematen en achter de antitank-hindemissen) terug te werpen, af te snijden, op te rollen en te vernietigen. Kleine afdeelingen moeten om het slagveld zwerven, gebruik makend van de tactiek en dikwerf zelfs van de wapens van de dynamiteros en den gangster. In het kort, niet alleen nieuwe tactiek maar een nieuwe oorlogsphilosophie is noodzakelijk. Hinderlagen. Zooals de strategische oorlogsvoering totaal, algemeen, onbegrensd, een zaak van de geheele natie is geworden, die geen beperkte slagvelden meer kent, zoo zal de tactische verdediging dikwijls bestaan uit opeenvolgende kleine gevechten, geleverd zonder rekening te houden met het beloop van de opstelling. De vijand mag geen front ontmoeten, dat hij kan doorbre ken in stede daarvan moet hij stuiten op een geheele landstreek, bezaaid met groepjes verdedigers, die vuurwapens van elke soort gebruiken om den aanval te ontwrichten en geen respijt te gunnen aan eenig onderdeel, dat misschien een begin van succes heeft geboekt. Onbegrensd is het aantal hinderlagen en verrassingen, die een hand in hand met verbeeldingskracht gaanden wil en technische vaardigheid kunnen samenstellen tegen de laatste Duitschen schok-methoden. Wanneeer het komt tot een offensief op groote schaal, hebben we weer verbeeldingskracht noodig. Het heeft voor ons geen zin, den vijand op ruime schaal na te doen. Hij heeft zooveel tijd en gelegenheid gehad, zijn eigen aanvalstactiek te bestudeeren, dat hij ook doelmatige antwoorden erop moet hebben uitgedacht. Zoo is het gebruik van parachutisten, gesteund door door de lucht aangevoerde troepen, een methode om den strijd uit te breiden tot de achterhoede van den vijand, die op zichzelf werkzaam, doch tegenover een goed bewapenden tegenstander betrekkelijk stuntelig en kostbaar is. Het zal toch niet boven het vermogen van land- en luchtmacht en haar deskundigen gaan, daarin nog verbeteringen aan te brengen. Op den grond zou in den aanval wellicht iets zijn toe te passen van de hier voor ontwikkelde techniek van de verdediging. Kleine colonnes van alle wapens lichte en zware tanks, gemotoriseerde artillerie, genie en infan terie die zelfstandig optreden, zouden misschien niet voorwaarts kunnen gaan met de snelheid van den Duitschen tankopmarsch, doch hun doodende kracht zou grooter zijn en het zou zeker niet noodig wezen, een verdedi gingszone, die zij zouden hebben doorschreden, te zuiveren omdat die vol komen zou zijn opgeruimd. Dit zijn echter slechts grove aanduidingen van de lijnen, waarlangs de gedachten en voorbereiding kunnen gaan. Daar is nog nooit een wapen geweest, waarop geen antwoord is gevonden, en met de ontwikkeling der wapens zijn er geen methoden uitgevonden, die niet konden worden verbeterd. Het voornaamste is dat de vooruitgang, die zal komen, van onzen kant komt. III. LESSEN VAN HET SLAGVELD. Fransche critiek op Fransclie tactiek. Duitsche infiltratie-methoden. Het vorenstaande kan worden aangevuld met inlichtingen uit Fransche bron. Deze bevestigen den indruk dat, terwijl de Duitschers de kunst van oorlogvoeren enorm hebben ontwikkeld en in het bijzonder antwoorden op hun eigen tactiek van verdediging in de diepte hebben uitgedacht, de Fran- schen stil zijn blijven staan of sedert 1918 zelfs zijn achteruitgegaan. T.a.v. aanval, verdediging, gebruik van artillerie, verkenning, op elk gebied heerschte, volgens deze Fransche critici, een gebrek aan verbeeldingskracht,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1942 | | pagina 86