92 ijzeren Friesche ruiters, waarvan sommige deelen zich vasthechtten aan den vechtwagen en werden meegesleurd, benevens een tankgracht. In een bewe gingsoorlog moet een dergelijke linie worden geïmproviseerd. Zij zal dan niet zoo sterk zijn, maar bestaan moet zij altijd. Al hetgeen vóór die hoofdvuurlinie lag, vormde de voorpostenstrook. Deze was ook beschermd, doch slechts door de prikkeldraadversperring, welbe kend uit den vorigen oorlog. Vijandelijke infiltratie in die strook nam geen ernstige afmetingen aan, maar zelfs dat kon worden tegengehouden door actie ven patrouillegang van het vooruitgeschoven bataljon. Het is een erkenning van zwakheid en een bewijs van gebrek aan initiatief, vijandelijke patrouilles van drie man vrij rond te laten sluipen om de voorposten, alsof die hun eigendom waren, terwijl de bezetting in de verstrekte punten zit, die in dit geval hun naam niet verdienen. Indien zoo zou worden opgetreden tegenover Australische troepen, dan zouden zij deze door den hemel gezonden gele genheid, zonder moeite gevangenen te maken, zegenen. Dat de Duitschers zoo'n succes hadden in de gegeven voorbeelden kwam niet alleen door hun eigen durf en handigheid, maar ook door de traagheid van de Franschen „De Fransche defensie was zuiver statisch en passief." Het gebruik van seinpatronen. We kregen ook te hooren, dat geen enkele sectie, compagnie of bataljon over hulpmiddelen beschikte voor den tegenaanval op een binnengedrongen vijand. De reden hiervan lag ongetwijfeld in de uitgerekte fronten, die de Fransche regimenten in den slag om Frankrijk moesten innemen. Het is echter fataal, niet eenige reserves achter te houden, hoe gering de sterkte dan ook moge zijn. De rapporten vermelden eveneens, dat de Franschen geen seinpatronen hadden, of deze niet gebruikten. De Duitschers pasten ze als steeds op ruime schaal toe. Bij vol daglicht gaven de infiltreerende afdeelingen hun vorderingen met witte lichtkogels aan en 's nachts deed het Duitsche front denken aan vuurwerk. Het is vastgesteld dat de Franschen in het tegenoffensief noch voor, noch tijdens den aanval pogingen deden, de vijandelijke linies te infiltreeren. Hun opvatting van een infanterie-aanval zonder steun van vechtwagens, was een gelijktijdig en voortdurend oprukken over het geheele front, door alle aanvallende troepen. Daar de artillerie in het geheel niet bij machte was, denzelfden steun te verleenen als in den oorlog 19141918, waren de voor uitzichten op succes niet erg groot. Ook was de Fransche artillerie te veel achterwaarts opgesteld. De 75 mm-ers vuurden op afstanden van 6500 7500 m of meer en konden dus de infanterie niet voldoende steunen. De Duitsche veldartillerie daarentegen, vuurde herhaaldelijk op een afstand van slechts 3000 m, zoodat zij haar granaten zonder gevaar zeer dicht voor de infanterie kon leggen. Deze korte aanteekeningen geven eenig idee van het actieve optreden, de stoutmoedigheid en de groote geoefendheid van de Duitsche infanterie, of waarschijnlijker, van enkele uitgezochte detachementen, die voor bepaal de doeleinden worden gebruikt. Het antwoord hierop schijnt ons niet te liggen in een lineair verdedigingsstelsel, doch in waakzaamheid, beweeg lijkheid en gelijke stoutmoedigheid in zorgvuldige voorbereiding van tegen aanvallen, in het z.n. gebruil en van enkele pantserauto's of Bren-gun car riers om de geïnfiltreerde elementen op te ruimen, die zich daartegen toch niet krachtig kunnen verweren. Op de aanvallen van de infanterie-massa moet het kalme, rake schieten, waarin de Britsche troepen altijd hebben uitgeblonken, een verwoestende uitwerking hebben. Een lineaire aanval is niet meer aan te bevelen. De Duitsche methode behoeft niet noodzakelij kerwijs te worden nagevolgd. Misschien kan zij worden verbeterd, doch in drie veldtochten heeft de methode van infiltratie bewezen, mits met ver stand toegepast, van groote waarde te z'jn, hoewel zij tenslotte evenmin een onfeilbaar middel is voor het behalen van de overwinning.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1942 | | pagina 88