hoe groot zijn behoefte aan voedsel zal zijn. Men kan zich daarbij
op het Amerikaansche standpunt stellen en van alles te veel ver
strekken, doch met het oog op de daaraan verbonden kosten en
de verzwaring van de transportmoeilijkheden verdient zulk een
opvatting zeker geen aanbeveling. Wij willen ons daarom beper
ken tot opmerkingen voor ieder voedend bestanddeel afzonderlijk,
ten einde tot een zoo goed mogelijk gefundeerd oordeel te komen.
1. De hoeveelheid calorieën, groot 3834 calorieën per hoofd
per dag, kan zonder voorbehoud meer dan voldoende worden ge
noemd. Wanneer wij deze hoeveelheid vergelijken met die van
andere legers te velde, b.v. Engeland met 3438, Canada met 2946,
Frankrijk met 3604, Italië met 2797, Amerika 3898 en Duitsch-
land (1940) met 3826 cal., dan behooren de cijfers van het
K.N.I.L. tot de allerhoogste.
Bovendien is de samenstelling der Nederlandsch-Indische rant
soenen zeer goed, hetgeen duidelijk blijkt bij vergelijking met de
indertijd door de British Medical Association opgestelde „Food
Scale" voor volwassen Europeesche mannen, die middelmatig zwa-
ren arbeid moeten verrichten. Deze „food scale" levert nl. 3300
calorieën en bestaat uit 100 gram eiwit (50% van dierlijken en
50% van plantaardigen oorsprong), 100 gram vet en 500gram
koolhydraat, waardoor in de hoeveelheid geleverde calorieën (dus
voedsel) de verhouding eiwit vet koolhydraat gelijk is aan
12 27 61. In de Ned.-Indische rantsoenen bedraagt deze ver
houding 15 20 65, hetgeen wijst op een grooteren rijkdom aan
eiwit, tegenover een lager gehalte aan vet, waardoor dit rantsoen
zooveel beter is aangepast aan de tropen. In werkelijkheid zijn de
cijfers van ons leger zelfs nóg gunstiger.
Alle buitenlandsche gegevens hebben namelijk betrekking op
Europeesche of in lichaamsbouw met Europeanen gelijk te stel
len gebruikers. De door ons berekende rantsoenen daarentegen,
zijn bestemd voor een leger, dat bij mobilisatie voor ongeveer de
helft uit Indonesiërs bestaat, wier lichaamsgewicht ongeveer 5/7
van dat van Europeanen bedraagt. Op grond van dit feit is dus
het gemiddeld gewicht per man van het K.N.I.L. gelijk te stellen
aan °/r van het gemiddeld gewicht per man van een Europeesch
leger. Daar nu de behoefte aan calorieën grootendeels wordt be
paald door het lichaamsgewicht van den consument, zou men dus
de buitenlandsche cijfers met of de Nederlandsch-Indische
cijfers met 7/e moeten vermenigvuldigen om vergelijkbare groot
heden te verkrijgen.
Hier komt bovendien nog bij, dat de buitenlandsche rantsoe
nen werden berekend voor Europa en Amerika, waar de behoefte
aan voedsel wegens de aldaar heerschende lagere temperatuur
ongeveer 10% hooger is dan in tropische landen.
Op grond van deze beide overwegingen wordt het des te meer
duidelijk, hoe gunstig de hoeveelheid calorieën, geleverd door de
6