11. UIT DE PERS.
Het onderstaande is een vertaling van een drietal artikelen van
den militairen correspondent van de Times.
86
DE ONTWIKKELING DER TACTIEK.
I. VAN DEN VORIGEN TOT DEN HUIDIGEN OORLOG.
Militaire theorie bij drie volken.
Hoewel de geschiedenis van den oorlog 19141918 in het algemeen inge
wikkeld is, is het treffendste kenmerk van den strijd aan het Westelijk front
zeer eenvoudig. Van het oogenblik, waarop dat front gestabiliseerd was,
toonde het defensief in de jaren 1915, 1916 en 1917 eeen merkwaardige supe
rioriteit boven het offensief. In 1918 echter veranderde dit volkomen het
offensief kreeg de overhand.
Verschillende factoren voor deze verandering werden en dit is typee
rend plotseling ontdektverbetering van het artilleristisch kaartvuur,
verbetering van den stafdienst op het gebied van vervoer, verbetering van
de maskeering en, in het algemeen van het verbergen van de voornemens
van den aanvaller, en tenslotte het massale gebruik van vechtwagens. Deze
noemen we het laatst omdat de vijand slechts een onbeteekenend aantal
bezat. Het gebruik dat hij op een veel grooter schaal dan te voren maakte
van mosterdgas en de wijze, waarop hij de infiltratie toepaste, bleken andere
even doeltreffende middelen. Een zekere algemeene oorlogsmoeheid en de
achteruitgang van het moreel als gevolg van het verlies van vele van de
beste soldaten moeten ook in het oog worden gehouden omdat zij de defen
sieve kracht ongetwijfeld meer aantastten dan de offensieve. Infanterie, die
zoowel ongeoefend als vermoeid is, zal dikwijls nog moedig voorwaarts
gaan niettegenstaande haar kracht om het hoofd te bieden aan een aanval,
welke volgt op een hevig artillerievuur, is ondermijnd.
Na den oorlog liepen de toestanden in Groot-Brittannië, Frankrijk en
Duitschland zeer uiteen. Groot-Brittannië demobiliseerde snel tot de voor-
oorlogsche legersterkte en dus tot een lager peil. In vergelijking hiermee
verkleinde Frankrijk het leger maar weinighet werd het machtigste en
best bewapende van heel Europa. Aan Duitschland was door het Verdrag
van Versailles slechts een leger van 100.000 man toegestaan, zonder Genera-
len Staf, zware artillerie, vechtwagens en luchtstrijdkrachten.
De houding van de drie legers was ook verschillend. De Britten begrepen
in de eerste plaats dat hun leger voor ten minste 10 jaren weer moest
terugkeeren tot zijn rol van imperiale politiemacht. Afgescheiden van de
beteekenis van dezen teruggang was de eerste algemeene indruk, dat we
mochten verwachten, bij een nieuwen oorlog op groote schaal te kunnen
voortgaan, waar we waren opgehouden en dat de vechtwagen zijn beweeg
lijkheid van 1918 zou behouden. (In een belangrijk opzicht toonden we dus
vertrouwen te hebben in beweeglijkheid langzaam maar zeker motoriseer
den wij het leger, zocdat het bij het uitbreken van den huidigen oorlog
onafhankelijk was van het paard, zulks zelfs meer dan eenig ander leger
in Europa).
Daarna ging men ernstig nadenken over de opgedane ervaringenzij
werden neergelegd in de Field Service Regulations van 1935. In het hierin