Voor het in langzaam tempo afgegeven uitwerkingsvuur gelden
de munitie-hoeveelheden van staat XVIII. De tusschenruimte der
richtlijnen moet gelijk zijn aan de breedtewerking van het pro
jectiel, behoorend bij de gewenschte dichtheid.
Daar een storend vuur op twee wijzen kan worden afgegeven,
nl. in een constant lang aangehouden langzaam tempo of door het
op onregelmatige tijden telkens afgeven van een kort en heftig
snelvuur, is met het oog op munitiebesparing de laatste wijze
van vuren te verkiezen.
2. In stede van een vuurdichtheid bepale men de gewenschte
scherfdichtheid, waarmede naderhand het uitwerkingsvuur moet
worden afgegeven.
3. De breedteverdeeling der richtlijnen wordt bepaald door
1 en 2 en kan worden gevonden uit een eenvoudig staatje, dat
voor de verschillende projectielsoorten de breedtewerking bij ver
schillende dichtheden aangeeft. De uiterste richtlijnen moeten een
halve breedtewerking binnen de grenzen van het doel vallen. De
maximum aan een batterij toe te wijzen doelbreedte bedraagt
4 maal de breedtewerking van het projectiel, behoorend bij de
halve gewenschte dichtheid. Deze breedte is in normale omstandig
heden voldoende groot, zoodat het geheele spreiden zou kunnen
vervallen.
Een consequentie van den voorgestanen waaier is ook, dat er zich
doelbreedten kunnen voordoen, waarbij de gevormde waaier
grooter is dan de doelbreedte. In een zoodanig geval zou één stuk
kunnen uitvallen. Voorts worden doelbreedte en waaier steeds
uitgedrukt in m instede van in °/00.
4. Om het uitwerkingsvuur effectiever te doen zijn, wordt
zooveel mogelijk gebruik gemaakt van het puntvuur.
5. Voor het berekenen van het aantal schoten bezigt men gra
fieken en staten als in deze studie gegeven in resp. fig. 29 (curve
E) en staten XVIII en XIX.
6. De strooimaat ware afhankelijk te stellen van de ls5o.
5. De granaatkartets.
Hetgeen hiervoor bij de behandeling van het scherfprojectiel is
gezegd omtrent den invloed van de spreiding en van de lengte-
verdeeling van het vuur, geldt uit den aard der zaak ook voor
het tijdprojectiel.
Wat betreft de breedteverdeeling echter, is het niet mogelijk,
door zijdelingsche overlapping munitiebesparing te verkrijgen. De
oorzaak hiervan ligt in het feit dat de dichtheidsafname bij het
scherfprojectiel in de breedte plaats vindt, bij het tijdprojectiel in
de diepte.
Practisch ware voor alle afstanden de breedtewerking constant
te houden in overeenstemming met het daaromtrent betoogde bij
111