x P.Wr P 11 1 -"^)nJ
het seherfprojectiel, ware de tusschenruimte der richtlijnen niet
kleiner te doen zijn dan deze maat, zoodat, vurend met granaat
kartetsen, aan een 4 stukkenbatterij geen grootere doelbreedte
moet worden toegewezen dan 4 X de breedtewerking.
De strooimaat dient afhankelijk te worden gesteld van de diepte
werking.
6. De trefkans van scherven en kogeltjes.
Deze studie zou onvolledig zijn indien niet iets zou worden ver
meld over de trefkans van scherven en kogeltjes van springende
granaten en granaatkartetsen, zulks ter verklaring van eventueel
voorkomende teleurstellende trefresultaten van een beschieting,
waaromtrent de verwachtingen vrij hoog gespannen waren.
Stelt men zich P figuren voor, aaneengesloten tot een groot vlak.
In de richting van dit vlak wordt met een geweer, zonder op een
bepaalde figuur te mikken, een schot afgegeven, zoodanig dat ze-
kerheid bestaat dat het groote vlak wordt getroffen. Voor elke
figuur bedraagt de kans, te worden getroffen dan Worden
nu 2 kogels afgevuurd, dan kunnen zich voor een bepaalde figuur
A de navolgende gevallen voordoen
a. Beide kogels treffen fig. A.
b. Een kogel treft fig. A, de andere treft een andere figuur.
c. Beide kogels missen fig. A.
De kansen op elk van de 3 genoemde verschijnselen worden
uitgedrukt door het binonium
Na n kogels wordt dus de kans, dat er nog niet getroffen figuren
zullen voorkomen
Wm(is) 1p")
en de kans op minstens 1 getroffen figuur
Wr(aak) 1 1jjf
Het meest waarschijnlijke aantal getroffen figuren wordt dan
Voor oneindig groote waarden van P heeft de vorm
112
kans op a. kans op b. kans op c.