X tot X' (grafisch uitgedrukt door een verkorting, d.i. een flauwere
helling van de lijn
Op overeenkomstige wijze wordt in geval IV, de warmte-over-
gangscoëfficient a vergroot tot a' (grafisch voorgesteld door een
verkorting van het lijntje a).
Zoodra d zijn kleinste en X en a hun grootste waarde hebben
bereikt, kan bij verdere temperatuursstijging van de buitenlucht
(geval V), geen warmteafvoer meer plaats hebben, tenzij of de
lichaamstemperatuur tx stijgt, of de temperatuur t/" in de grens
laag lucht-huid op de een of andere wijze constant wordt ge
houden. Stijging van de lichaamstemperatuur ti beteekent warm-
testuwing, die dus alleen kan worden vermeden door de grens-
laagtemperatuur t3"' gelijk te houden en lager dan de tempera
tuur t3"" van de omgevende lucht. Dit nu gebeurt inderdaad en
wel door verdamping van zweet op de huid (verdamping kost
immers warmte).
Vorenstaand betoog legt dus het verband tusschen lichaams
temperatuur en „hooge" luchttemperaturen, zooals bijv. die,
welke in de tropen voorkomen. E.e.a. kunnen we in het kort aldus
formuleeren
Bij een uitwendige temperatuursstijging boven een zekere grens
kan, door beïnvloeding van de bloeddoorstrooming in de huid, van
den warmtegeleidings- en van den warmte-overgangscoëfficient
de lichaamstemperatuur alleen en uitsluitend constant blijven
indien op de huidoppervlakte genoegzaam vocht (transpiratie)
verdampen kan.
Volledigheidshalve zij vermeld, dat de zoojuist ontwikkelde
redeneering slechts geldt bij een regelmatige, langzame lucht-
strooming langs de huid, zooals inderdaad ten naaste bij plaats
heeft bij personen, die lichten lichamelijken arbeid verrichten.
Nadere beschouwingen over het transpireeren.
Het zoo juist besproken geval V is het in tropische klimaten
meest voorkomende en heeft derhalve hier in het bijzonder onze
aandacht.
Onder transpireeren of zweeten verstaat men de zichtbare vocht-
afscheiding van de huid, terwijl onafhankelijk hiervan steeds ook
het onzichtbare transpireeren (perspiratie insensibilis) plaats heeft.
Het onderscheid bestaat hoofdzakelijk hierin, dat het onzichtbare
zweeten overwegend plaats heeft doordat de lucht waterdamp uit
de huid opneemt, welke door de huidporiën naar buiten treedt,
terwijl het zichtbare zweeten geschiedt door de zweetklieren.
Het onzichtbare zweeten is binnen zekere grenzen (tot 25 a
28° C. buitentemperatuur) onafhankelijk van de warmteregeling
van het lichaam, in tegenstelling met het zichtbare zweeten, dat
voor de warmteregeling bij tropische luchttemperaturen de hoofd
rol speelt.
Overmatig (zichtbaar) zweeten is zooals we reeds zagen
131