140
2e. de af te voeren hoeveelheid warmte zij wordt bepaald door
de arbeidsprestaties van den man (zie fig. 5)
3e. de warmte-inhoud van de te bezigen lucht, welke gegeven is
door de in elk concreet geval bekende temperatuur en vochtig
heid van die lucht (zie IX-diagram)
4e. de warmte-inhoud van de afgevoerde lucht, gegeven door aan
name van een toelaatbare temperatuur en vochtigheid van die
lucht, zijnde resp. 30° C. en 100%.
OpmerkingDe temperatuurs- en vochtigheidsgrens van 30° C., resp.
100% is met opzet genoemd als een h.t.l. proefondervindelijk geschikt
bevonden waarde, waarbij menschen nog zonder overmatig ongemak
voortdurend arbeid kunnen verrichten. De literatuur geeft voor e.e.a.
soms nog veel hoogere grenzen, n.l. 37.7° en 30%, of 32.3° tot 35° bij
100%.
Hierbij is het in de practijk onverschillig, of de onder 4e bedoelde
luchttemperatuur hooger is, mits de vochtigheid zooveel lager is,
dat de warmte-inhoud overeenkomt met dien van lucht van 30°
en 100 R.V., zijnde ongeveer 24 k.cal.
Hoe kleiner de warmte-inhoud van de lucht in den uitgangs
toestand is en hoe dichter deze waarde in den eindtoestand het
bedrag van 24 k.cal. benadert, hoe economischer onze ventilatie
werkt, m.a.w. met hoe minder lucht we kunnen volstaan. Het
laatste is van belang, omdat we deze benoodigde hoeveelheid lucht
met een of ander mechanisch hulpmiddel of werktuig moeten ver
schaffen. Aangezien dit werktuig m.h.o. op het militair ge
bruik, dat er van moet worden gemaakt, door den man dient te
worden gedragen, is het duidelijk, dat een zuinig verbruik van
lucht rechtstreeks bijdraagt tot vermindering van de belasting van
den man. Hiermede is, zooals we later bij de beschrijving van het
toestel zullen zien, bij de uiteindelijke technische uitvoering zoo
veel mogelijk rekening gehouden. Vooruitloopend op die beschrij
ving geven we ter verduidelijking van het voorgaande het vol
gende voorbeeld.
Een man in mosterdgaskleeding, die normale ontsmettingswerkzaamheden
verricht, produceert volgens fig. 5, bijv. 210 k.cal./uur.
Aangenomen wordt, dat de lucht het pak verlaat met een temperatuur
van 30.5° C en 85 R.V., dus met een warmte-inhoud van 22,9 k.cal.
De buitenlucht heeft een temperatuur van 25° C en 77% R.V., dus I
15.9 k.cal.
Het verschil in warmte-inhoud tusschen ingevoerde en afgevoerde lucht
bedraagt 22.9 15.9 7 k.cal./kg lucht.
We hebben dus noodig 210/7 30 kg lucht per uur, of voor een luchtge-
wicht van 1,1 kg/m3 (in Bandoeng), rond 450 1/minuut. Dit is een aanzien
lijke hoeveelheid, vooral wanneer we in aanmerking nemen, dat de aange
nomen temperatuur en vochtigheid van de buitenlucht slechts gelden voor
koele klimaten.
Bij de beschrijving van de technische uitvoering zal blijken, hoe door kunst
matige koeling van de ingevoerde lucht, met aanmerkelijk minder lucht per
minuut kan worden volstaan.
(Wordt vervolgd.)