op grond van de z.g. ,,I.V.-ervaringen" is vastgelegd, ten deze niet uitkomt. Nu hebben in de jaren 1931, 1932, 1933 en 19361937 verschillende schrijvers in dit blad hun licht laten schijnen over het onderwerp, dat ons hier bezighoudt, doch daarna is de belang stelling daarvoor blijkbaar geluwd. Dit valt gereedelijk te verklaren uit het reeds weergegeven, in de vredesjaren geleidelijk minder voorkomen van ordeverstoringen op eenigszins groote schaal, waaraan straatgevechten als regel inhaerent zijn. De ervaringen in den huidigen oorlog hebben wel bewezen, hoe onjuist het zou zijn, ook thans geen bijzondere aandacht te schen ken aan het straatgevecht. De gedachten zullen daarbij in de eer ste plaats uitgaan naar „vijfde colonne" en parachutisten, in welk verband hier zij verwezen naar het ook in dit blad afgedrukte overzicht Het optreden van de 5de colonne" en haar bestrijding (I.M.T. 1940 nr. 9, blz. 848)Daarnaast kan het straatgevecht, zoo- als o.m. blijkt uit de beschrijving van de gevechten om Hondeghem en St. Sylvestre (I.M.T. 1941 nr. 10, blz. 1034 e.v.), evenzeer een groote rol vervullen in den strijd tegen 's vijands geregelde grond troepen. Zoo is er dus alleszins aanleiding, het straatgevecht thans weder in beschouwing te nemen en te bezien in het licht van de huidige bewapening en de moderne gevechtswijzen. Wij zullen dit in de onderstaande regelen doen, waarbij wij vooropstellen, dat hetgeen wij in het midden zullen brengen niet anders dient te worden be zien dan als een theoretische beschouwing, los van het vele dat op onderwerpelijk gebied in de afgeloopen maanden tot stand is ge bracht en waarover hier uiteraard niet kan worden uitgeweid. II. ALGEMEEN. Omtrent de ovengenoemde moderne gevechtswijzen is sedert den verraderlijken inval in Denemarken reeds zooveel bekend gewor den, dat aller aandacht heeft gehad, dat het welhaast overbodig is, er hier nog veel woorden aan te wijden. Er moge daarom worden volstaan met er aan te herinneren, dat 's vijands optreden zich naast een min of meer normale actie in het bijzonder zal richten tegen de plaatsen waar de regeering, de leiding van de weermacht en vooral de voor de oorlogvoering van onmiddellijke beteekenis zijnde belangrijke industrieën en bedrijven zijn gevestigd. Het behoeft geen betoog, dat de bescherming van die plaatsen, de verdediging van die objecten, moet zijn geregeld, dat de met deze taak belaste onderdeelen van het leger (te onzent dus o.m. óók de stads- en landwachten en de landstorm) op die taak behoo- ren te zijn voorbereid. Improvisatie, welke v.w.b. de middelen vrijwel overal, hier meer, daar minder, met vrucht zal kunnen worden toegepast maar dan ook weer z.v.m. na voorbereiding dient te worden voorkomen t.a.v. de wijze, waarop deze bijzondere strijd moet worden gevoerd. 116

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1942 | | pagina 17