70
Van den pretendent wist men nog niets te berichten. Rödjö'
Tjéq zegt, dat de pretendent misschien wel gesneuveld is en
dat men daarom niets van zijne bewegingen verneemt.
De meeste waarschijnlijkheid bestaat, dat hij in de omstreken
van Isa* is gebleven, of wel, dat hij is uitgeweken naar Beu
tong, waar overvloed van levensmiddelen is te vinden.
De eenige weg naar Gajö Loeös loopt over Landé, dus .daar-
hgen kon hij niet uitwijken. O)
Vermits de vivresvoorraad thans zoodanig is aangevuld, dat
met 8 dagen rijst kan worden opgerukt, zal, indien morgen nog
geen bericht omtrent den pretendent wordt ontvangen, over
morgen over Roté en Tjelala naar Beutong worden gemarcheerd.
5 November
In den afgeloopen nacht viel er weder geen schot.
Te 1 uur v.m. rukte eene brigade uit naar Mëndali en Mën-
tari, doch beide gehuchten waren verlaten.
Eene afdeeling van 2 brigades onder bevel van luitenant Watrin
doorzocht het groote ravijn boven Mëndali. Zij vond verscheidene
verlaten schuilplaatsen en legde een met geweer gewapende neer.
6 November.
Te 7 uur. v.m. verliet de colonne het bivouak Takèngan
en rukte over Blang Gölö, Oneng-ni-Ikön, Atang, Medjoengkat,
Lengah en Sanéhan naar Roté, welke verlaten pédosonan te
2 uur n.m. was bereikt.
Het geheele dal was verlaten.
Bij Sarél werd de colonne op grooten afstand uit de bergen van
den linkeroever beschoten.
Bij Sanéhan wisten twee Gajö's eenen dwangarbeider van.
den trein met den gliwang te verwonden.
De dekking van de opnemers, de achterste brigade, werd bij
Sanéhan beschoten en had gelegenheid nog twee gewapenden
neer te leggen.
Bij aankomst te Roté ging eene brigade onder bevel van
luitenant Watrin door naar Pepajongan, dat op den tegenover-
gestelden oever benedenstrooms ligt. Deze brigade en de op-
nemers met hunne dekking kwamen eerst te 51/2 uur n.m.
-A i-
,?>r,