RAPPORT BETREFFENDE DE COMMISSIEREIS NAAR
AUSTRALIË VAN DEN RITMEESTER DER CAVA
LERIE A. B. J. W. POSNO, IN VERBAND MET
EEN EVENTUEELE REMONTEERING VAN
HET REGIMENT CAVALERIE MET
AUSTRALISCHE PONIES.
Inleiding.
Naar aanleiding van den inhoud van de missive van het Depar
tement van Oorlog, Ie Afdeeling, dd. 19 December 1901 N°. 21, mij
geworden bij apostil van den Commandant der le Militaire
Afdeeling op Javadd. 20 December 1901 N°. 7634/4, heb ik
mij, na van laatstgenoemde autoriteit de desbetreffende marsch-
order te hebben ontvangen, op den 3en Januari 1902 inge
scheept aan boord van het s. s. La Seijne van de Compagnie des
Messageries Maritimes, ten einde naar Singapore te worden
overgevoerd, alwaar ik den 5en Januari arriveerde.
Aangezien ik de reis van Singapore naar Colombo zoude ma
ken met het uit China verwacht wordende s. s. Janahetwelk den
6en Januari zoude vertrekken, besloot ik mij dezen dag te Sin
gapore ten nutte te maken door mij in verbinding te stellen
met den Heer Abrahamscontractant voor de levering van ponies
ten behoeve der Cavalerie in Atjeh. De hoogte dezer ponies
op 14 2 [lengtemaat] gesteld zijnde, week dus ruim 2" af van
de hoogte der ponies door den Heer Kiss te leveren.
De Heer Abrahams toonde mij eenige zijner ponies, waardoor
ik den indruk kreeg, dat hij zich geen juist denkbeeld vormde,
welk soort paarden de Nederlandsch-Indische Cavalerie behoefde.
De overige gebreken daar latende, waren het allen Cobsm. a.
w. paarden meer geschikt voor trekdienst, en wellicht ook voor
bereden infanterie, doch niet voor lichte beweeglijke cavalerie.