8
Hetzelfde geldt ook van de grenzen tusschen de verschillende
lanschappen van de V Kota onderling.
Slechts aan de rivier en op de bestaande voetpaden zijn zij,
in verband met het recht van visschen en belasting heffen, vrij
zeker bekend.
Daar buiten doet het er ook minder toe, waar precies de grens
ligt, omdat het land daar toch niet bewoond of bebouwd is.
Om deze redenen zijn hier de grenzen, hoewel men ze hiel
en daar (b.v. Hijmans van Anrooy „Het rijk van Siak" Tijdschrift
Taal-, Land- en Volkenkunde deel XXX bldz 357) nader vindt
omschreven, niet in bijzonderheden opgegeven.
Alleen voor Si Balimbing wordt hier eene uitzondering gemaakt,
omdat de grenzen van dat landschap met vrij groote juistheid
zijn gebleken tijdens het sluiten van het contract van afstand
van het recht tot mijnexploitatie.
Zij zijn
in het Noorden-, de Soengei Ridanzijnde de grens met Pang-
kinangen de Pematang Boekit-Boengkoengde grens met Koewo.
in het Zuiden: de waterscheiding bij Perhantian Gloegoer, zijn-
de de grens met Kota Padang.
in het Oosten: de Soengei Bengkoeangzijnde de grens met Ba-
tamoean.
in het Westen: de waterscheiding over den Boekit Si-Rangkiang
zijnde de grens met Poelau G-adong.
(deze grenzen zijn, bij gemis aan de noodige gegevens omtrent
hunne juiste ligging, niet op de kaarten aangegeven).
Verder zij nog opgemerkt, dat Si Balimbing ligt ten Zuiden
van de waterscheiding tusschen het stroomgebied van de Kam-
par Kiri en dat van de Kampar Kananzoodat dit landschap
geographisch al evenmin als staatkundig tot de V Kota behoort.
De juiste uitgestrektheid van ieder der landschappen kan, in
verband met het hiervoor medegedeelde, niet worden berekend.
2. Verticale vorm.
Men kan zich het eenvoudigst een vrij juist denkbeeld van
den verticalen vorm van het land maken, door zich voor te
stellen, dat het groote waterscheidingsgebergte tusschen Oost-en
Westkust van Sumatra twee groote uitloopers uitzendt n. 1. één