10 dat de Kampar Kanan tusschen Poelau Gaclong en Pciloentjoean Tonggak smal en diep is en ingesloten wordt door steile rots wanden. Deze houden bij Paloentjoean Tonggak (feitelijk reeds 5 a 6000 Meter ten Z. W. daarvan) vrij plotseling op; het gebergte (in verband met de op dit punt geringe relatieve hoogte zou men kunnen spreken van „de heuvels") trekt zich meer en meer terug van de rivier, en de nagenoeg vlakke oevers bestaan uit klei of leem. Volgt men de rivier verder stroomafwaarts, dan blijven de oevers, wier absolute hoogte gaandeweg, evenals hunne hoogte, boven het normale peil der rivier vermindert, steeds dezelfde gesteldheid behouden en beginnen eerst ter hoogte van Teran- tang hier en daar moerassig te worden. Verwijdert men zich van de rivieroevers, dan stijgt het land geleidelijk en wel des te sneller en hooger, naarmate men zich meer in het Westen bevindt. In het Oosten is deze terreinverheffing 'eerst op zeer grooten afstand van de rivier merkbaar en brengt zij het niet verder dan tot eenen lagen heuvelrug van waarschijnlijk niet meer dan 20 Meter hoogte. In overeenstemming met de beschreven gesteldheid van het terrein treft men Oostwaarts van Paloentjoean Tonggak geen be langrijke zijrivieren van de Kampar Kanan aan. De riviertjes, die er zijn, vormen meestal de afwatering van moerassen, of moerasachtige meertjes (danau), die hun ontstaan te danken hebben aan het bijeenvloeien van het op het omlig gend terrein vallend regenwater. Dit gedeelte van het land is nagenoeg geheel vlak, nergens vindt men belangrijke, plotselinge verheffingen. Het Westelijk bergachtig gedeelte der V Kota is daarentegen nabij de rivier zeer verbrokkeld en woest, doorploegd door tal rijke diepe ravijnen met steile wanden. Volgens mededeeling, nader bevestigd bij den marsch langs het z. g. n. Karbouwenpad (1), wordt dit beter, naarmate men verder van de rivier komt, zonder dat daar intusschen nog bepaalde- (1) Het „Karbouwenpad" is het voetpad van Paloentjoean Tonggak naar Poelau Ga~ dong en Batoe Besoeratdat reeds vóór het begin der expeditie bestond [Bijlage A]..

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1902 | | pagina 162