16
van een paal met rottan of door inkeping worden bevestigd,,
terwijl het andere uiteinde in de bedding der rivier is ingegraven.
Op deze wijze ingerichte lantaks trotseeren jarenlang het
geweld van den stroom en eischen geen ander onderhoud dan
het nu en dan vernieuwen van de rottanverbindingen en van
de gebroken of vermolmde palen.
Zij dienen voor de vischvangst.
Men spant tusschen de palen een net of legt er een fuik van
buitengewoon groote afmetingen tusschen.
Soms sluiten de lantaks de geheele rivier af en is er slechts
één opening in om de groote handelsprauwen door te laten.
Dikwijls echter steken zij slechts enkele Meters ver in de
rivier uit.
Dat zij hoogst belemmerend werken voor de scheepvaart is
duidelijk, maar ook op de geheele bevaarheid van de rivier
oefenen zij eenen noodlottigen invloed uit.
Zij sluiten de rivier gedeeltelijk af, zoodat de stroom tusschen
de palen bijzonder fel is.
Drijft een groote tak of een boom tegen de lantak, dan vormt
zich daar ter plaatse al spoedig een eilandje, terwijl op een
ander punt de rivier wordt uitgeschuurd en de stroomdraad
zich verlegt.
Zonder dat zulks de bedoeling is, doen dus de lantaks min
of meer dienst als krib of keerdam.
Bij bandjir baant het water zich, buiten om de lantaks heen,
dikwijls een weg, groote stukken van den oever afschurende.
Komt men dan later bij laag water, dan heeft het den schijn,
of de lantak midden in de rivier is geplaatst.
Wordt een lantak om een of andere reden niet meer gebruikt,
dan breekt men hem niet af, maar laat hem eenvoudig aan den
tand des tijds over.
Het boven water staande gedeelte der palen rot dan spoe
dig weg, maar onder water blijft een stuk van de palen staan,
waarop menige prauw zich lek stoot.
Stroomafwaarts van de Aer Tiris worden de lantaks minder
in aantal en sluiten zij ook de rivier niet meer geheel af.
Bij Tambang steken zij nog slechts een paar M. buiten den
oever uit.