17 De rivier is daar te diep en de bodem wordt te modderig om groote lantaks te kunnen maken; naar men zegt, komen er ook reeds krokodillen voor, die ze zouden vernielen. 6. Begaanbaarheid. Uit het vorenstaande volgt, dat de Kampar Kanan over hare geheele lengte eene belangrijke terreinafscheiding vormt. Yindt men, bij normaal laag water, in den bovenloop Koewo nog enkele waadbare plaatsen, van af Aer Tiris is zij ten allen tijde ondoorwaadbaar. De felle stroom maakt, dat de waadbare plaatsen bij de minste rijzing van het waterniveau onbruikbaar worden. Neemt men daarbij in aanmerking, dat in dit land de regens zeer onregelmatig vallen en men dus op den waterstand feitelijk nooit staat kan maken, zoo volgt daaruit, dat men bij operatiën, die eischen, dat van den eenen op den anderen oever wordt over gegaan, er steeds op moet rekenen, dat de rivier slechts met behulp van bijzondere middelen kan worden gepasseerd. Bij bandjir kan het oversteken van de rivier zelfs zóó gevaar lijk worden, dat men er van moet afzien. Blijkt uit hetgeen hiervoor over de zijriviertjes van de Kam par Kanan werd gezegd, dat zij in het droge jaargetijde voor troepenbewegingen geen noemenswaardige hindernis opleveren, in den regentijd doen zij dit wel en moet dus daarmede reke ning worden gehouden. Yóór de komst der expeditionnaire troepen vond men in de V Kota geen bruggen, slechts hier en daar lag over een poel of een sloot een boom, meestal een klapperstam. Tijdens en na de expeditie is daarin verbetering gebracht, hetzij door de troepen zelve, hetzij door de bevolking. De gemaakte bruggen zijn van eenvoudige contractie en bestaan uit 2 of meer naast elkander geplaatste klapperstammen, zoo noodig met steunpunten van hetzelfde materiaal of van bamboe. Alle zijn voorzien van leuningen. De bruggen zijn, in verband met de bandjirs, op de hoogste punten gelegd, wat intusschen niet belet, dat vele bij hoogen waterstand, als het geheele land overstroomd wordt, onder water komen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1902 | | pagina 169