19
Het bovenstaande geldt uit den aard der zaak slechts voor het
■droge jaargetijde.
In den regentijd, als de sterk gezwollen riviertjes en het over
stroomde land voor troepenbeweging een belangrijke, dikwijls tij
delijk onoverkomelijke hindernis opleveren, is de in het land thuis
■behoorende verdediger sterk in het voordeel.
Men zal dan niet zelden verplicht zijn om operatiën op eenigs-
zins uitgebreide schaal tot een beter jaargetijde uit te stellen.
7. Landwegen.
Vóór de komst der expeditionnaire troepen had men in het be
woonde gedeelte der V Kola als het ware geen wegen.
De bevolking woont langs de oevers der rivier, die haar gewoon
'Communicatiemiddel vormt.
Als men zich over groote afstanden moet verplaatsen, of iets
moet vervoeren, geschiedt dit per vaartuig.
Alleen voor de karbouwen, die in groot en getale naar de Pa-
dangsche Bovenlanden worden uitgevoerd, had men paden noodig.
Men dreef die langs den oever der rivier, door of buiten om de
kampongs en langs de randen van de tegallans; een bepaalde
weg was daarvoor niet noodig.
Het verkeer tusschen de kampongs onderling, voor zoover
dit te land plaats had, stelde geen hooge eischen aan de ge
meenschapsmiddelen; de Maleier ziet niet op tegen bemodderde
beenen, en voertuigen heeft men in de V Kota niet.
Bovendien is het terrein hier, zooals reeds in de voorgaande
paragraaf werd gemeld, als regel in alle richtingen begaanbaar,
zoolang het niet overstroomd is.
Dit wat betreft de wegen buiten de kampongs, maar binnen het
bewoonde gedeelte in de kampongs vindt men veel en vrij goede
en breede paden, waarschijnlijk samenhangende met de gewoonte
om de erven stevig af te paggeren, zoodat het niet mogelijk zou
zijn zich door de kampongs te bewegen, als er geen paden waren
■opengelaten.
Die kampongpaden werden echter blijkbaar niet onderhouden
en dienden niet zeiden tot vergaderplaats van allerlei afval en
vuil, dat men op de oevers niet wilde hebben, zoodat zij door-