HOOFDSTUK II.
Aanteekeningen van ethnographisclien aard betreffende
de V. Itota benevens de rijkjes Kampar,
Tambang-Terantang en Si Balimbing.
1. Overleveringen omtrent de afkomst der bevolking.
Yolgens de volksverhalen zouden in overoude tijden 44 andiko's
(stamvader) uit Menangkabau naar de Kampar-streek zijn getrok
ken en aldus de stamouders der tegenwoordige bevolking zijn
geworden.
Op elk der plaatsen Kota LawasMoengkarMahat en Moeara
Takoes vestigde zich een hunner, de overigen verspreidden
zich.
Zij, die zich neerlieten in eigenlijk Kampar Kanan (hieronder
te verstaan de oendang oendang Kampar Kanan van af de Pin-
toe Raja en Gloegoer (III Kota di ilir) tot aan Pintjoeran Batang
een weinig benedenstrooms Teratak Boeloe), vormden te samen
één geheel, een soort verbond.
Het gebied van dit verbond werd verdeeld in 3 deelen (ka-
boeng) naar het stroomgebied (kaboeng aër), dat elk bewoonde.
Die drie kaboengs zijn geheeten
1'. Kampar toengkoe nan tiga (tegenwoordig de laras Kampar
di moedik VI Kota).
2e. Kampar nan VII Kota (tegenwoordig de laras Kampar
di ilir VII Kota).
3'. Kampar nan V Kota (de nu onderworpen V Kota).
Iedere negerie was zelfstandig en werd bestuurd door den
Poetjoek andiko, een afstammeling van den andiko, die de negeri
had gesticht.