26 Saloten rechte genaamd Salo Bangkinangschijnt later te zijn ontstaan door af scheiding van Bangkinang Op overeenkomstige wijze zou Roembio eertijds tot Aer-Tiris. hebben behoord, terwijl Poelou Gacloeng en Koewo ook een geheel zouden hebben gevormd. Volgens de legende zou, eeuwen geleden, eene Menangkabau- sche prinses uit Pagarroejoeng met haren minnaar Koewo zijn gevlucht en daar de gastvrijheid der hoofden hebben ingeroe pen. Dezen, zeer vereerd met de aanwezigheid van een vorstelijk persoon in hun midden, hielpen haar in alles en brachten haar naar het tegenwoordige landschap Kamparwaar zij, met be hulp van lieden uit KoewoAer-Tiris en Roembioeen rijk grond vestte. Bangkinang en Salonaijverig op de andere negorijen, die zulk een nauwen vriendschapsband hadden gesloten met een persoon van vorstelijkeu bloede, zochten eenen vorstelijken telg, die, met hun hulp, stroomafwaarts ook eene nederzetting zou kunnen stichten. Zij vonden den door hen verlangden persoon is een familielid van den Jang cli pertoewan van Padang Noenang (Rau) en deze zou de stichter geworden zijn van het tegenwoodig rijkje Tam- bang -Ter an tang Volgens de hoofden van Bangkinang werden door hun voor vaderen 6 personen aangewezen om te Tambang den Radja als penghoeloe's ter zijde te staan, terwijl Salo 4 penghoeloe's voor Terantang aanwees. De zes penghoeloe's van Tambang werden genoemd de „Kan- dang Ketjil", die van Terantang de Kandang Besar." Het bovonstaande zoude oorzaak zijn, dat er tussehen Koewo- Aer-Tiris en Roembio ten opzichte van Kampar en tussehen Bangkinang en Salo ten opzichte van Tambang-Terantang steeds een band van vriendschap heeft bestaan (bertali), die daarin uitdrukking vond, dat de Radja van Kampar (c. q. van Terantang wanneer de bevriende datoe's zijn rijk bezochten, een karbouw deed slachten en 100 soekat rijst gaf om die hoofden en hunne volgelingen te spijzigen. Daartegenover stond, dat die hoofden, wanneer zij de Radja's

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1902 | | pagina 178