31
5e. Kleeding.
Deze is dezelfde als die in de Padangsche Bovenlandenmaar
:zonder Europeesch tintje.
Alles ziet er minder verzorgd en armoediger uit.
Het schijnt, dat alleen de doebalangs een bepaald costuum
hebben rood buis met korte mouwen terwijl de overige
hoofden zich naar eigen goeddunken kleeden en niet eens, zelfs
in Zondag's kleeren, te onderscheiden waren van het kampong
volk.
Radja Tambang en Radja Kampar maakten hierop eene uit-
zondering, zij waren met meer zorg gekleed.
De eerste had zelfs een soort ambtscostuum, bestaande uit
-een gekleede jas met groote gouden knoopen, een zwart laken
pantalon met gouden bies en een pet zonder klep met breed
goud galon.
In zijn gevolg had hij een man, in het zelfde genre uitgedost,
maar met zilveren versierselen, die dienst deed als schout of
•adjudant.
6'e. Inrichting van huizen en kampongs.
De huizen zijn bijna overal van hout en vertoonen hetzelfde
•type als die in de Padangsche Bovenlanden.
Hoewel versiering met snijwerk en zinken daken niet zoo
veelvuldig voorkomen, maakten de huizen, ai zijn zij kleiner,
niet den indruk van slechter te zijn dan die in de Padangsche
Bovenlanden centra als Pajakoemboeh en Fort de Koek uitgezon
derd terwijl zij er lang zoo vuil en armoedig niet uitzagen
als de huizen in Pangkalan.
Van ongedierte hadden de expeditionnaire troepen weinig of
■geen last.
Het veelvuldig gebruik van hout voor huizenbouw mag niet
beschouwd worden als een bewijs van welvaart; het is slechts
-een gevolg daarvan, dat het hout gemakkelijk verkrijgbaar is.
Gewoonlijk zijn de huizen ingedekt met atap van inferieure
^oort, soms met ilalang, idjoek, sirappen of gegalvaniseerd ijzer.
De logiesruimte in de huizen was zeer verschillend, in de