42
Noch in de V Kotanoch in Kampar en Tambang wordt ge
noeg rijst verbouwd voor de behoefte, zoodat dit voedingsmiddel
geregeld uit de omliggende landen, vooral de L Kota en Si Ba-
limbingmoet worden ingevoerd.
In de nabijheid der kampongs treft men dikwijls vrij groote
grasvelden [goeroen] aan, die gebruikt worden als weide voor
de karbouwen.
Het zijn braak liggende tegallans of terreinen, die te hoog of
te laag liggen dan wel om andere redenen niet geschikt zijn voor
tegallan.
Nabij de hoofdkampongs is steeds een dezer goeroens bestemd
voor terrein om volksfeesten te houden (tanah of tampat beralih).
Op de erven der huizen vindt men eene groote verscheidenheid
van vruchtboomen, doerian, mangga (bijna uitsluitend pau), pisang,
papaja (kalikih of pisang pèlo), pinang, ramboetan, blimbing, koffie
(Liberia en Sumatra), kaneel (cassia), cacao, doekoe, sialang, kruit-
nagelen, nootmuskaat, peper en waarschijnlijk nog tal van an
dere, niet bekende, soorten.
Van geen dezer boomen heeft men evenwel geregelde aan
plantingen, zij staan door elkaar zonder eenige orde, blijkbaar
daar, waar het toeval ze deed opschieten.
De meeste soorten zijn geïmporteerd door doortrekkende rei
zigers, inheemsch schijnen alleen te zijn doerian, mangga, sia
lang, djamboe bidji en cassia, die men ook in de bosschen vindt.
Klappers en gambir worden in bepaald aangelegde, goed on
derhouden tuinen op groote schaal gekweekt en het productT
vooral de gambir, uitgevoerd.
Van den koffieheester gebruikt men niet de vruchten maar de
bladeren, die, als zij nog groen zijn, aan stokken worden gere
gen en gedroogd en in dien toestand in den handel worden
gebracht of voor eigen gebruik bewaard.
Onder de vruchten, die het land oplevert, verdientnogafzonderlijk
vermeld te worden een soort kalabas, die groeit aan een klimplant.
De vrucht, die min of meer den vorm eener karaf heeft, wordt
gegeten en dient tevens om daarvan een soort gendi te maken
door het vleesch er zorgvuldig uit te halen en vervolgens de
schil in den rook te hangen.