46 En dit is ook werkelijk het geval. Als bewijs daarvoor kan men b. v. wijzen op het feit, dat de tijdens de expeditie opgelegde boeten, schadevergoedingen enz. tot een bedrag van f 10.000 in een paar dagen, zonder eenig bezwaar, in contanten werden bijeengebracht. In de meeste districten van Java zou, bij eene even sterke bevolking, zulks waarschijnlijk niet mogelijk zijn geweest. 18. Vreemdelingen. In de V Kota en de rijkjes Kampar en Terantang vindt men ■een vrij groot aantal vreemdelingen meestal Maleiers uit de omliggende streken, die zich daar gevestigd hebben als kooplie den, goudsmeden en dergelijke. Men behandelt ze zeer welwillend; zij zijn meestal getrouwd met vrouwen van het land en genieten dikwijls veel aanzien. Europeanen en Chineezen werden altijd streng geweerdKlin- galeezen zijn er niet, Arabieren slechts een paar. Ook zouden zich in het land een 50 tal gedroste dwangar beiders en inlandsche soldaten bevinden. Begrijpelijkerwijze lieten dezen zich tijdens de expeditie niet :zien. 19. Muntwezen. Eigen munt heeft men in de kleine staatjes van Midden-Su- matra niet; men behelpt zich met de geldsoorten, die in de Straits -Settlements in gebruik zijn (vroeger in gebruik waren). Nederlandsch-Indisch geld is alleen bij de kooplieden, maar niet bij het volk bekend. Daar de verschillende soorten van dollars niet gelijk in waarde zijn, de dollarkoers zeer afwisselend is en op vrij willekeurige wijze door de kooplieden wordt vastgesteld, zijn alle geldtrans acties zeer ingewikkeld en moet men uiterst voorzichtig zijn, wil men geen schade lijden. De vestiging van de posten Poelau Gadang en Bangkinang brengt in deze toestanden langzamerhand verbetering. Rijksdaalders en guldens worden reeds aangenomen, pasmunt ■evenwel nog niet.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1902 | | pagina 198