51
•zijne aanmatigingen en wierpen op hunne grenzen versterkingen
op om hem uit hun land te weren.
Yreezende niet te zullen slagen, zocht hij steun bij de Neder -
landsch-Indische Regeering.
Deze, afkeerig van verwikkelingen in het binnenland van
Sumatraplaatste zich evenwel op een neutraal standpunt en
wenschte van eene onderwerping der V Kota niets te hooren,
tenzij hoofden en bevolking het over de zaak geheel eens waren
[Besluiten van den resident van de Padangsche Bovenlanden van
15 en 17 Juni 1845 respectievelijk N°. 925 en 1025].
Toen nu in het voorjaar van 1845 ook Salo zich van Datoe
Maradja afkeerde en zich bij zijn tegenstanders aansloot, begaf
deze zich in Juni van dat jaar met een tiental zijner penghoeloe's
naar Moeara Takoeswaar zich de civiele gezaghebber van Poear
Datar bevond en bood aan, zich van de andere vier landschappen
der V Kota afscheidende, Koewo onder Nederlandsch gezag te
stellen, waartoe, volgens zijne bewering, op eene groote verga
dering door hoofden en bevolking van zijn land was besloten en
zulks wel is waar in strijd met den tot dusver geheerscht heb
benden adat, die voorschreef, dat in alle gewichtige zaken en bui-
tenlandsche aangelegenheden door de V Kota slechts gezamenlijk
mag worden opgetreden, maar met goedkeuring van de hoofden
der vier andere Kota's.
Datoe Maradja verzocht evenwel, dat de Regeering zich in de Kam-
par streek zou vestigen, aangezien de naastbijgelegen standplaats
van een harer ambtenarenPoear Datar—te, ver weg was, wat
bij oproepingen enz. tot veel moeielijkheden aanleiding zou geven.
Men hoopte nu, dat het voorbeeld van Koewo spoedig door de
vier andere Kota's zou gevolgd worden en daardoor de rust in
de V Kota terugkeeren, wat dan weder tengevolge zou hebben,
dat de beroeringen in de, der Nederlandsche Regeering welge
zinde, Boven Kampar streken zouden ophouden.
Die hoop bleek evenwel ijdel te zijn.
Geen der vier Kota's, Sato, BangkinangAer Tiris en Boembio
toonde de minste neiging tot onderwerping.
Integendeel; zij verklaarden zich eenstemming tegen Datoe
Maradja en begonnen onder leiding van eenen zekeren Toeanko
Hadji Moeda nieuwe vijandelijkheden en bezetten onder meer