HOOFDSTUK IV.
De aanleiding' tot de expeditie en de gebeurtenissen, die
baar onmiddellijk voorafgingen.
Sumatra's rijkdom aan nuttige delfstoffen was sinds lang bekend.
Goud en tin zijn door alle eeuwen heen door verschillende stre
ken van dit eiland in den handel gebracht.
De exploitatie van de in den bodem aanwezige schatten is
evenwei steeds in handen van de bevolking gebleven; Europeesche
ondernemingsgeest en kapitaal bemoeiden zich met die zaken
niet of met weinig gunstig gevolg.
Langzamerhand kwam daarin eene veranderingin Deli worden
sedert een twaalftal jaren op groote schaal de aanwezige petro-
leumbronnen geëxploiteerd, terwijl ter Sumatra's Westkust de
Regeering, na jaren lang onderzoek en overweging, tot het ont
ginnen van de Ombiliënkolenvelden overging.
Eerst in de allerlaatste jaren evenwel, als gevolg van de over
geheel Nederlanclsch-Indië plotseling gekomen neiging om overal
mijnbouwkundige onderzoekingen in te stellen, ziet men ook ter
Sumatra's Westkust op dit gebied meer levendigheid ontstaan en
wordt het land in alle richtingen doorkruist door min of meer
deskundige en ernstige onderzoekers, die het aanzijn gaven aan
tal van mijnbouw-maatschappij en.
Een dezer, de maatschappij Pangkalanhad eene concessie
weten te verkrijgen voor het instellen van mijnbouwkundige
onderzoekingen op een uitgestrekt terrein, gelegen in de onder -
afdeeling Pangkalan van de assistent-residentie L Kota der Pa-
dangsche Bovenlanden.
De onderzoekingen werden voor haar geleid door een zekeren
heer Cliffordeen Amerikaansch ingenieur, terzijde gestaan door
een Indo-Europeaan en eenige Inlandsche werklieden, die zich
vestigden in de nabijheid van de kampong „Poelau Gadong" aan.