69 -
-•den linkeroever van de Kampar Kanan en in de onmiddellijke
nabijheid van de grenzen van het Nederlandsche gebied met de
V Kota Kampar.
Die vestiging was den bewoners van de V Kota een doorn in
het oog.
Zij vreesden toch, dat, wanneer de onderzoekingen resultaat op
leverden waarop alle kans bestond en gevolgd werden door
exploitatie, zich in de nabijheid hunner grenzen een groot aantal
Europeanen en Chineezen zouden vestigen, die ook wel zouden
trachten in hun land door te dringen en zoodoende hunne geïso
leerde positie in gevaar brengen.
Bovendien begrepen zij zeer goed, dat de Nederlandsch Indische
Regeering aan eene Europeesche onderneming meer daadwer
kelijke bescherming zou verleenen dan zij tot nu toe aan de
inlandsche bevolking van Pangkalan had gedaan en dus van
zelf een einde zou worden gemaakt aan het willekeurig optreden
van de V Kota.
Men zon dus ook op middelen om den heer Clifford te verjagen.
Het schijnt, dat tegen het einde der maand Maart 1899 eenige
heethoofden, vermoedelijk aangelokt door het vooruitzicht, dat er
veel te stelen zou.vallen, het plan beraamden den heer Clifford
.gewapenderhand te overvallen.
Clifford werd herhaaldelijk met dit plan in kennis gesteld,
maar hechtte aan de betrekkelijke mededeelingen zoo weinig-
geloof, dat hij verzuimde ook maar de meest eenvoudige voor
zorgsmaatregelen te nemen.
Zijn huis was zelfs niet van behoorlijk sluitbare deuren voor
zien.
In den nacht van 5 op 6 April 1899 werd het plan ten uitvoer
gebracht.
Een kleine gewapende bende mannen uit de V Kota wist
ongemerkt met prauwen langs de rivier het huis van Clifford te
bereiken, overviel hem in zijnen slaap, verwondde hem doodelijk,
roofde alles van waarde, wat zich in het huis bevond en keerde
ongezien en ongedeerd naar haar land terug.
Onmiddellijk naar Pajakoemboeh vervoerd, bezweek Clifford op
de reis daarheen te Loeboek Bengkoeang.
De controleur te Kota Baharoe Pangkalan werd onverwijld