70
met het gebeurde in kennis gesteld en stelde kort daarop met
den assistent-resident der L Kota te Poelau Gadong een onder
zoek in.
Uit dit onderzoek bleek al dadelijk, dat, zoo de aanslag op
Clifford niet op last of met medeweten van de hoofden der V
Kota had plaats gehad, dezen dan toch in ieder geval een ge
deelte van de gestolen goederen hadden ontvangen en dus den
aanslag, nadat die gepleegd was, goedkeurden.
Als bewijs, hoe bang men in de Pangkalan voor de V Kotaërs
is, zij hier ter loops vermeld, dat, tijdens de assistent resident
der L Kota te Poelau Gadong aanwezig was, aldaar het gerucht
liep, dat zij zouden komen om dien ambtenaar aan te vallen en
zelfs de hoofden der landstreek zulks geloofden en zich zeer
beangst maakten.
Dergelijke alarmeerende geruchten bleven de ronde doen tot
op het oogenblik, dat onze troepen het vijandelijk land binnen
rukten en vonden waarschijnlijk hunnen oorsprong eensdeels in
de spreekwoordelijke grootspraak der V Kotaërs anderdeels in
de overgroote vreesachtigheid van de bewoners der Pangkalan
die er blijkbaar aanvankelijk alles behalve gerust op waren, dat
zij, zoo noodig, door het gouvernement daadwerkelijk zouden
worden beschermd en niet het slachtoffer zouden worden van
de heerschende gespannen verhouding.
Die geruchten namen zelfs zoo'n omvang aan en werden zoo
beslist als gegrond rondverteld, dat zij, zooals hieronder meer
uitvoerig zal worden besproken, er aanleiding toe gaven Kota
Baharoe en later Poelau Gadong door een militair detachement
te doen bezetten.
De wd. Gouverneur van Sumatra's Westkust besloot nu eene
commissie van adatshoofden uit de Gouvernementslanden naar
Koewo te zenden om, volgens den adat, aan de hoofden van dat
landschap opheldering omtrent het gebeurde te vragen en te
trachten een of meer hoofden, zoo mogelijk den Poetjoek, over
te halen naar Kota Baharoe op te komen om eene ontmoeting
te hebben met dien wd. Gouverneur.
Die commissie bestond uit:
le. Datoe Besarpoetjoek van Tandjong Aleiverwant aam
JDatoe Maradjapoetjoek van Koewo.