74 -
opgeleverd, heeft zij toch ongetwijfeld nut gesticht, doordat
zij, bij het in vollen gang zijnde onderzoek naar de ware toe
dracht van de overvalling van den heer Cliffordniet alleen de
met het onderzoek belaste ambtenaren, maar ook de opgeroepen
getuigen eenen moreelen steun gaf, wat het aan het licht bren
gen der waarheid vergemakkelijkte.
Uit het onderzoek bleek
le dat de overvalling was gepleegd in den nacht van 5 op 6
April door eene niet zeer groote bende, naar gissing 13 man, die
na het volbrengen der daad met twee groote en een klein vaar
tuig de Kampar afvoer.
2e dat de waarde der geroofde eigendommen ongeveer f 6000.—
bedroeg.
3e dat de heer Egter, employé van Cliffordtweemaal was ge
waarschuwd, dat men in de V Kota het plan voor de overval
ling smeedde, maar dat Clifford aan die waarschuwingen geen
geloof had geslagen.
4dat reeds in den morgen van den 6en April te Bangki-
nang ongewone bedrijvigheid heerschte en de hoofden bijeen
kwamen.
5« dat na den overval alle in de Pangkcilan aanwezige bewo
ners der V Kota overhaast naar hun land terugkeerden.
6e dat volgens alle berichten de geroofde goederen op de pas-
sars in de V Kota openlijk waren verkocht en de mannen, die
de overvalling hadden gepleegd, met name werden aangewezen
en allen in Bangkinang thuis behoorden, waaruit men afleidde,
dat de misdaad gepleegd was met goedvinden, zoo niet van
alle datoe's dan toch van die van Bangkinangterwijl de ove
rigen wisten, wat men zou gaan ondernemen.
In aanmerking nemende, dat de vijf negorijen der V Kota
volgens den adat tegenover de buitenwereld solidair aanspra
kelijk zijn voor hetgeen door elk op zich zelf wordt misdaan
en dat de ingekomen berichten er op wezen, dat het gebeurde
niet eene gewone rooverij was, maar bepaald politieke beteeke-
nis had, achtte de waarnemende Gouverneur van Sumatra's
Westkust het noodzakelijk, dat door de Regeering handelend werd
opgetreden om zoodoende het prestige van het Nederlandsche
gezag zoo binnen als buiten ons gebied te handhaven.