76
stel gehoord, vereenigde zich in algemeenen zin daarmede en
achtte voor de uitvoering noodig eene troepenmacht van:
één bataljon infanterie,
één sectie bergartillerie,
één sectie genietroepen en
een twaalftal cavaleristen.
Deze betrekkelijk belangrijke troepenmacht werd noodig geacht
op grond van de volgende overwegingen.
De berichten, die men omtrent de weerkracht van de Y Kota
had, liepen zeer uiteen, maar kwamen toch alle daarin overeen,
dat die kracht niet onbeduidend was.
Of het evenwel tot een ernstig verzet zou komen, was twijfel
achtig; de gegevens omtrent den geest der bevolking en de plan
nen der hoofden wettigden het vermoeden, dat slechts geringe
tegenstand zou worden geboden.
Intusschen werd het niet wenschelijk geacht aan die gegevens
veel waarde te hechten, omdat, mocht de zaak tegenvallen en
twee compagnieën infanterie het door den waarnemenden Gou
verneur van Sumatra's Westkust genoemd cijfer niet in staat
zijn den weerstand te breken, de daardoor in den gang deroperatiën
veroorzaakte stagnatie eenen zeer slechten invloed zou hebben
op het verdere verloop.
Zoowel de bevolking binnen als die buiten ons gebied zou daar
in een soort van échec zien wat allerminst bevordelijk kon zijn
voor het uiterlijk aanzien van het Nederlandsche gezag.
Daarbij diende in aanmerking te worden genomen, dat de min
stens 5 a 6 dagen lange communicatielijn tusschen Pajakoemboeh
■en de ageerende colonne, in verband met de verwantschap tus
schen de bevolking van de F Kota en die van ons gebied, het
noodzakelijk zou maken om, althans in den eersten tijd, vrij veel
troepen af te zonderen voor transportdekking, zoodat voor de
eigenlijke operatiën van 2 compagnieën betrekkelijk niet veel zou
overblijven.
In het aanwijzen van eene betrekkelijke groote troepenmacht
werd geen bezwaar gezien, omdat:
le de expeditie beloofde weinig kostbaar te zullen worden
2e zonder veel kosten al spoedig een gedeelte der troepen
teruggezonden kon worden, wanneer werkelijk weinig te-