80 Zoo rapporteerde de controleur van Pangkalan en XII Kota Kampardat vijf doebalangs van de V Kota in ambtscostuum (rood buis met korte mouwen en gewapend met lans en kedoe- bang) te Poelau Gadong waren gekomen om namens de hoofden van hun land de Gouvernementshoofden uit te noodigen mede te gaan naar Xoeivo en zich tegen de Nederlandsch-Indische Re geering te vereenigen. Werd deze uitnoodiging afgeslagen, dan eischten de doebalangs van ieder der VII Kota 100 dollars benevens een karbouw als boete. Er werden vijftien dagen bedenktijd gegevenwaren die om, dan zouden de doebalangs het antwoord, casu quo de opgelegde boete, komen opeischen. De wegen en rivieren werden versperd, versterkingen in grooten getale opgeworpen, het geheele volk wapende zich en voortdu rend doken op verschillende punten geruchten op omtrent door de V Kotaërs beraamde plannen tot een inval in het Neder- landsche gebied. Hoewel de berichten omtrent een en ander duidelijk den stempel droegen van op inlandsche wijze te zijn overdreven, oefenden zij toch eenen grooten invloed uit op de, van nature zeer vreesach tige, bevolking van de Pangkalandie langzamerhand in een toe stand van groote onrust en overspanning geraakte. De omstandigheid, dat maanden verliepen zonder dat vanbe- stuurswege iets werd gedaan om de moordenaars van Clifford te straffen of voor dien moord van de V Kota voldoening te eischen, stijfden hoofden en bevolking in hunne brutale en vijan dige houding en in het denkbeeld, dat de „Compenie" hen niet aandurfde. Het inrukken van het detachement van het 16e Bataljon In fanterie, dat tijdelijk Kota Baharoe had bezet, werd beschouwd als een bewijs van zwakheid of vrees. Ten slotte gingen de hoofden der V Kota zelfs zoover, dat zij een bepaald verbod uitvaardigden om aan een negorijhuisje, dat op last van den assistent-resident der L Kota te Moeara Mahat zou worden opgericht, te werken. Zij beweerden, dat voor den bouw van dat huisje hunne toe stemming moest worden gevraagd, omdat de grond, waarop het zou komen te staan, tot de Tiga Kaboeng behoorde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1902 | | pagina 232