107 heer L. F. H. Timmermansdie zich op dat oogen blik te Poelaw Gadong bevond. Op den marsch naar Kota Baharoe deelden de larashoofden van Moengkar en Bondjoldie den assistent resident vergezelden, mede, dat de beide wildhoutbruggen in de kloof bij Oeloe Aer bij hevigen bandjir meermalen wegsloegen en dan de gemeen schap door die kloof voor koelies gedurende geruimen tijd ge stremd was. Deze mededeeling werd door den assistent resident bevestigd, die er bijvoegde, dat een dergelijk onheil allicht eenmaal per jaar plaats had en de bevolking (heerendienstplichtigen) met hare geringe hulpmiddelen zeer veel tijd noodig had om nieuwe bruggen te slaan. Aangezien het natte seizoen op handen was en een lang durige stremming van het verkeer in de Oeloe Aer-kloof de gere gelde verpleging der expeditionnaire troepen ernstig in gevaar kon brengen, werd den commandant van de expeditionnaire genietroe pen telegraphisch gevraagd of hangbruggen konden worden gemaakt van eenvoudige, in het gewest beschikbare materialen en hoeveel tijd daarvoor noodig zou zijn. Aangezien het antwoord gunstig luidde, deelde de expeditie commandant den 20en Augustus telegraphisch een en ander kortelijk aan den Gewestelijk Militairen Commandant mede met voorstel door een genieofficier van Padang een onderzoek in loco te doen instellen en zoo mogelijk de hangbruggen te doen daar stellen. Op dit voorstel werd nog denzelfden dag gunstig beschikt en vertrok de kapitein der genie W. F. Batenburg den 22en Au gustus daaraanvolgende van Padang naar Pajakoemboeh om het vereischte onderzoek in te stellen. Ernstig zieke of gewonde militairen kunnen de minstens vier dagen lange en zeer moeielijke reis van Poelau Gadong naar Pajakoemboeh niet maken dan onder toezicht van een geneesheer. Daar echter bij de expeditionnaire troepenmacht slechts 3 officieren van gezondheid waren ingedeeld en minstens een daarvan altijd te Poelau Gadong voor het veldhospitaal beschikbaar moest zijn, terwijl de beide anderen, aannemende, dat eenigszins be duidend verzet zou worden ondervonden, in de V Kota zelf

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1902 | | pagina 259