108
onmogelijk zouden kunnen worden gemist, kon geen geneesheer
voor het begeleiden van ziekentransporten worden aangewezen.
Mocht een der drie ingedeelde officieren van gezondheid door
ziekte of verwonding aan den dienst ontvallen, dan zou zijne
vervanging minstens een tiental dagen duren, wat voor den goeden
gang der zaken zeker niet zonder ernstige bedenking zou zijn.
De expeditiecommandant stelde daarom telegraphisch voor
een vierden officier van gezondheid aan de expeditie toe te
voegen.
Overgenomen door den Gewestelijk Militairen Commandant,
werd op dit voorstel door den Commandant van het Leger
gunstig beschikt en vertrok de officier van gezondheid 2e klasse
L. H. Dominicus van den Bussche den 27en Augustus daaraan
volgende van Padang naar Poelau Gadong.
De expeditiecommandant was den 20en Augustus met den
assistent-resident Schaap en den Chef van den Staf van Kota
Bciharoe rechtstreeks doorgereisd naar Poelau Gadong en kwam
na een korte inspectie te Tandjoeng Paoeh en Tandjoeng Balik en
te Moeara Mahat (stroomversnelling) in den avond van dien
dag aldaar aan.
De Plaatselijk Militaire Commandant aldaar deelde mede, dat
door zijn detachement op den linkeroever van de Kampar
Kanan een voetpad was gekapt, dat, dien oever steeds op zeer
korten afstand volgende, voortliep tot een paar honderd Meter
ten Westen van Kandang Aloewan (zie schetskaart 1:80000 Bij
lagen A en B) en dat, volgens ingewonnen inlichtingen, op den
zelfden oever, ter hoogte van Kandang Aloewaneen voetpad
zou bestaan, dat rechtstreeks naar Koewo voerde en niet ver
sperd was.
Het was in het belang der aanstaande operatiën zeer noodig
nauwkeurig te onderzoeken of dat pad werkelijk bestond en
daarmede aansluiting kon worden verkregen.
Uit reeds vroeger gemaakte verkenningen en spionnenberichten
was toch bekend, dat de Kamparzoowel als het eenige bekende
naar Koewo leidende voetpad (het zoogenaamde karbouwenpad,
zie de schetskaart), zwaar versperd en door versterkingen af
gesloten was.
Bovendien werd het ageeren op de rivier vrij wel onmogelijk