110
Terwijl de troep op dit punt rust hield, zetten de expeditie
commandant en de Chef van den Staf met eene kleine dekking
de verkenning nog een eindweegs voort om de gesteldheid van
het gevonden pad nader op te nemen.
Nauwelijks een paar honderd Meters afgelegd hebbende, ter
hoogte van Kandang Aioman gekomen, werd in de rivier de
reeds bekende, daar ter plaatse aanwezige, versperring gezien
en daarachter op een aan den rechteroever liggende zandbank
een 20 tal V. Kotaërs ontdekt, die, onder een afdak opgesteld,
blijkbaar wacht hielden en op het zien van den troep naar bui
ten kwamen.
In de hoop, dat de vijand het zou beantwoorden en daardoor
.zijn stelling verraden, deed de expeditiecommandant onmiddellijk
het vuur openen.
De vijand nam de vlucht zonder een schot te lossen.
Aangezien geen vaartuigen bij de hand waren en men dus
niet op den rechteroever kon overgaan, moest van een poging-
tot vervolging worden afgezien.
Na nog eenige oogenblikken in stelling te zijn gebleven om
te zien of de vijand wellicht zou terugkeeren, werd op het rus
tende detachement teruggetrokken en keerde de verkenning
huiswaarts.
De verkenning had geleerd
le dat het afgelegde voetpad, hoewel door de daarin voor
komende steile hellingen zeer moeielijk zijnde, voor infanterie
zeer goed begaanbaar was en zelfs voor beladen koelies geen
onoverkomelijke bezwaren opleverde.
Voor paarden was het evenwel onbruikbaar.
Het volgde op korten afstand den rivieroever en kon men
bijna voortdurend door het geboomte heen de rivier zien, zoodat
het pad gebezigd kon worden om daarlangs de dekking van een
prauwentransport te doen marcheeren.
Blijkbaar was het gemaakt om de bezetting van de beide borstweringen do
gelegenheid te geven in geval van nood te vluchten en ongezien hunne bene
denstrooms gelegen sampans te bereiken.
Een ander pad bestond er bij den aanvang der expeditie niet en is dit eerst
gedurende en na de expeditie door de bevolking gemaakt.