121
colonne nog vóór het invallen van de duisternis over te brengen
en de prauwenvoerders,wijzende op het gevaar, dat de snelle stroom
en de slechts gedeeltelijk opgeruimde rivierversperringen oplever
den, weigerden bij donker te varen, moesten de troepen, die nog
te Kandang Aioman waren, daar overnachten en zond de expeditie
commandant tegen 4 uur N. M. den Chef van den Staf daarheen
om de noodige regelingen voor dat bivak te treffen en tevens
de prauwen, die op verschillende plaatsen op de rivier aan den
oever stil lagen, op te drijven en te trachten nog zooveel mogelijk
troepen te vervoeren.
Op die wijze slaagde men er in tegen 7 uur N. M. bij Paloentjoean
Tonggak bijeen te brengen 1 inlandsche compagnie, 3 sectiën van
de Europeesche compagnie en 1 ambulance, alles met bijbehooren-
den trein (vivres voor een dag, kookgereedschap, reservemunitie,
tandoe's enz.).
Daar het dreigde te zullen gaan regenen en de vuile pondoks
in de versterking geen gelegenheid boden om den troep onder dak
te brengen, besloot de expeditiecommandant op te rukken naar
Poelau Balai en daar het door de bevolking in orde gebrachte bivak
te betrekken.
In de redoute werd eene bezetting van een officier en 25 man
achtergelaten tot verzekering van de verbinding tusschen de beide
deelen der troepenmacht.
Het was toch nog geenszins zeker, dat de V Kotaérs niet zouden
trachten van den nacht gebruik te maken om tot vijandelijkheden
over te gaan.
De nacht ging evenwei in dit bivak en in de redoute rustig
voorbij.
De Chef van den Staf had na aankomst te Kandang Aloeioan
toen de laatste prauwen met troepen vertrokken waren, met
nog twee beschikbare sampans het keukenpersoneel met kook
gereedschap en de noodige vivres doen overbrengen naar de
nabijgelegen zandbank aan den rechteroever, die daar nog ge'
leidelijk opliep en met lage boomen en kreupelhout begroeid
was.
Op het smalle, steile en over eenen smallen rug loopende berg
pad op den linkeroever was het niet mogelijk vuur aan te leggen
en te kooken, wat toch dringend noodig was, aangezien de man-