122
schappen, behalve het medegenomen extra ontbijt, niets hadden
gegeten.
Zich behoorlijk uitstrekken en ter ruste begeven kon men op
dat pad al evenmin, men zat man achter man op den grond,,
terwijl het bovendien niet mogelijk zou zijn in de duisternis toe
zicht te houden op de dwangarbeiders.
Mocht de vijand in den nacht iets tegen de aldus opgestelde
colonne ondernemen, dan was het te vreezen, dat, vooral in den
trein, de grootst mogelijke verwarring zou ontstaan, wat allicht
aanleiding zou geven tot groote verliezen aan menschen en
goederen.
Daarom werd besloten de geheele troepenmacht over de rivier
te zetten en te doen bivakkeeren op de zandbank en den aan-
liggenden, rotsachtigen oever.
Omstreeks 8f uur N. M. begon het hevig te regenen en te
onweêren, wat aanhield tot circa 10 uur V. M. van den volgenden
dag.
De daardoor ontstane dichte duisternis dwong nu en dan tot
^et staken van het overzetten van de troepen, zoodat bij het
aanbreken van den dag nog ruim 120 man op den linkeroever
waren.
Hun was 's avonds te ongeveer 9 uur eten gebracht, terwijl
hun in den loop van den nacht nog tweemaal warme koffie
was gezonden.
Aan den intendant der expeditie, die te Poelau Gaclong was
achtergebleven, werd nog dienzelfden avond per sampan den last
gezonden om zoo spoedig mogelijk per prauw drie dagen vivres
na te zenden, aangezien op den marsch door het moeielijk berg-
terrein en door den hevigen regen waarschijnlijk velerlei goede
ren door brekage, nat worden enz. zouden zijn verloren gegaan
De nacht ging ook in dit bivak overigens zonder meldens
waardige gebeurtenissen voorbij.
Den volgenden morgen te 9 uur kwamen de eerste prauwen
van Koewo bij de zandplaat aan en werd doorgegaan met het
overbrengen van goederen en troepen naar Paloentjoean Tonggak.
Dat vervoer liep evenwel ook dien dag niet af en moesten 1
sectie infanterie (3e. Compagnie) met 235 dwangarbeiders dus
nog een nacht op de zandplaat bivakkeeren.