123
De nacht ging zonder ongevallen en regen voorbij.
Den volgenden dag (27 Augustus), tegen den middag, waren alle
expeditionnaire troepen te Poelau Baled bijeen en werd de bezet
ting van Pcdoentjoean Tonggak opgeheven.
Den 26en Augustus te 11 uur V. M. verschenen in het bivak
te Poelau Balai de hoofden van Safo, een half uur later die van
Bangkinang.
Zij kwamen den expeditiecommandant hunne onderwerping
aanbieden, die voorloopig werd aangenomen.
Aan alle hoofden, die zich tot nu toe onderworpen hadden, werd
bevolen de in hun land aanwezige vuur- en banke wapenen be
nevens geschut te verzamelen en in te leveren.
Den hoofden van Bangkinang werd als eisch gesteld om de in
hun land verblijfhoudende moordenaars van den heer Clifford uit
te leveren.
Zij beweerden dat niet dadelijk te kunnen doen, maar ze te
zullen opvatten en in den loop van den volgenden dag te zullen
brengen.
Om daarvoor en voor het inleveren van wapenen de noodige
maatregelen te nemen, werden de Poetjoek en 2 datoe's naar
Bangkinang teruggezonden, terwijl den overigen hoofden werd
aangezegd te Poelau Balai te blijven en een, aan de grens van
het bivak gelegen, huis te betrekken.
Hoewel niet veel hoop bestond, dat de moordenaars werkelijk
den volgenden dag zouden worden uitgeleverd, werd toch de
belofte der hoofden van Bangkinang aangenomen en niet dade
lijk naar hun land opgerukt, eerstens, omdat die moordenaars
bij de nadering der troepen ongetwijfeld zouden uitwijken en
tweedens, omdat toch bezwaarlijk kon worden uitgerukt, zoolang
niet alle troepen te Poelau Balai waren verzameld en daar een
voldoende voorraad vivres was bijeengebracht (in den avond
van den 26en kwam slechts een gedeelte der van Poelau Gciclong
ontboden vivres te Poelau Balai aan).
Uit de houding der bevolking, b.v. het beschikbaar stellen van
hare prauwen voor het troepenvervoer, het leveren tegen be
taling van slachtvee, de dadelijk begonnen inlevering van wapens
enz., bleek, dat zij beslist vredelievend gezind en de onderwer
ping ernstig gemeend was.